Artikel 2 in UWV Kennisverslag (UKV) 2015-3 beschrijft de effectiviteit van re-integratiedienstverlening voor WW’ers in de periode 2008-2011. Het artikel bekijkt per klantgroep welke dienstverlening de kans op werk verhoogt, en wanneer deze dienstverlening het best ingezet kan worden: kort na aanvang van de WW of pas later gedurende de WW.
Dit zijn de belangrijkste bevindingen:
Gesprekken door adviseurs werk van UWV met WW-klanten zijn (kosten)effectief. Dat geldt vooral voor jongeren en personen die door persoonlijke belemmeringen moeilijk aan het werk komen.
Wacht niet te lang met het eerste vervolggesprek na de intake. Zo’n gesprek vergroot de kans op werk het meest wanneer het binnen 2 maanden WW wordt gevoerd.
Workshops en competentietesten kunnen beter wat later worden ingezet, na zo’n 3 maanden WW.
Individuele re integratieovereenkomsten (IRO’s) zijn duidelijk (kosten)effectief voor middelbaar en hoger opgeleide ouderen (55-plus).
Voor lager opgeleide ouderen zijn jobhunting en het laten schrijven van sollicitatiebrieven door een professionele tekstschrijver (kosten)effectieve manieren om aan het werk te komen. Ook scholing is effectief voor deze groep, maar op de relatief korte termijn waarop de effecten zijn vastgesteld (maximaal 18 maanden WW) niet kosteneffectief.
Kortdurende trainingen zijn beperkt effectief voor ouderen en voor lager opgeleide 45- t/m 54-jarigen, maar niet kosteneffectief.
Voor de effectiviteit van korte, gerichte interventies zoals jobhunting en kortdurende trainingen maakt het moment van inzet niet uit. Langduriger interventies zoals IRO’s en scholing kunnen beter na ten minste een halfjaar WW worden ingezet, tenzij goede selectie vooraf mogelijk is.
Voor WIA 35‑minners is geen van de onderzochte vormen van dienstverlening werkelijk effectief.