In maart hadden 3,7 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast werklozen ging het om 3,4 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct beschikbaar zijn voor werk. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld 22 duizend per maand gedaald.

Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator zijn mensen werkloos als ze geen betaald werk hebben, maar daar wel recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn. Dit cijfer heeft betrekking op de bevolking van 15 tot 75 jaar. Tussen februari en juli 2020, bij het begin van de coronacrisis, nam het werkloosheidspercentage toe van 4,0 naar 5,5. Vervolgens is de werkloosheid vrijwel voortdurend afgenomen tot 3,3 procent van de beroepsbevolking in maart van dit jaar. Dat is het laagste percentage in de reeks met maandcijfers vanaf 2003.

Eind maart 2022 verstrekte UWV 184 duizend WW-uitkeringen. Dat zijn er 3,6 duizend minder dan eind februari, een afname van 1,9 procent. In vergelijking met maart 2021 is het aantal WW-uitkeringen met 98 duizend gedaald, een daling van 34,8 procent op jaarbasis.

In de sector horeca en catering was de afname van het aantal WW-uitkeringen ten opzichte van eind februari 2022 het grootst (-7,1 procent). In februari was het aantal uitkeringen in deze sector ook al met 4,0 procent gedaald. Het einde van de contactbeperkende maatregelen heeft daaraan bijgedragen. Ook in de landbouw is het aantal uitkeringen verder gedaald (-5,6 procent). Dat blijkt ook uit de ontwikkeling van het aantal WW-uitkeringen van agrarische beroepen. Dat nam af met 9,1 procent in maart 2022. Hierbij speelt het seizoen een belangrijke rol.

In maart waren er 9,5 miljoen werkenden. Dat zijn er 110 duizend meer dan drie maanden eerder, in december. Van die 110 duizend was een relatief groot deel jonger dan 25 jaar, namelijk 41 duizend. De nettoarbeidsparticipatie van jongeren steeg daardoor naar 75,6 procent in maart. In december was dat nog 73,7 procent. Ook onder de 25- tot 45-jarigen en 45-plussers nam de nettoarbeidsparticipatie in de periode december-maart toe, maar wel minder (voor beide groepen 0,5 procentpunt).

De verdere daling van het aantal werklozen in de afgelopen drie maanden is het resultaat van onderliggende stromen tussen de werkzame, de werkloze en de niet-beroepsbevolking. Het onderstaande schema laat die stromen zien.

In maart waren 327 duizend mensen werkloos. Drie maanden eerder, in december, waren er 369 duizend werklozen. In deze periode nam het aantal werklozen dus met 42 duizend af (gemiddeld 14 duizend per maand). Zoals in het bovenstaande schema te zien is, kan de werkloosheid afnemen doordat werklozen werk vinden of zich terugtrekken van de arbeidsmarkt. Daartegenover staat de toestroom naar werkloosheid vanuit de werkenden en vanuit de niet-beroepsbevolking.

De afgelopen drie maanden waren er meer werklozen die werk vonden dan er werkenden werkloos raakten, waardoor de werkloosheid per saldo daalde met 64 duizend. Deze daling werd gedempt doordat het aantal mensen dat zonder direct resultaat op zoek ging naar werk (van niet-beroepsbevolking naar werkloos) groter was dan het aantal mensen dat stopte met zoeken en/of niet beschikbaar was (van werkloos naar niet-beroepsbevolking). Per saldo was er een toestroom van 23 duizend werklozen vanuit de niet-beroepsbevolking.