Na een daling in 2015 is de WIA-instroom in 2016 met bijna 12% gestegen. Dat is de grootste stijging sinds 2010. We hebben onderzocht bij welke groepen en waar in het proces van claimaanvraag tot WIA-toekenning deze stijging zich precies voordoet. Daarbij hebben we rekening gehouden met veranderingen in het aantal WIA-verzekerden, hun leeftijd en geslacht.

Dit zijn de belangrijkste conclusies:

  • De stijging van de instroom in 2016 is geconcentreerd bij twee groepen van WIA‑verzekerden: werknemers (mensen die gedurende de hele wachttijd voor de WIA in loondienst waren) en WW’ers.
  • In 2016 stroomden bijna 23% meer WW’ers de WIA in dan in 2015. Deze stijging is voor 80% te verklaren doordat 2 jaar eerder het aantal mensen met een WW-uitkering in een vergelijkbare mate toenam. Daarnaast speelt een rol dat de WW’ers gemiddeld ouder en vaker vrouw zijn (10%). De laatste 10% stijging komt doordat een groter deel van de WIA-aanvragen werd toegekend.
  • De stijging van de WIA-instroom vanuit de werknemers is voor circa 25% te verklaren doordat werknemers gemiddeld steeds ouder zijn en doordat er steeds meer vrouwen werken. Voor ongeveer 25% komt de stijging doordat een groter deel van de WIA-aanvragen werd toegekend. Het resterende deel van de toename (circa 50%) komt doordat meer werknemers een WIA-uitkering aanvroegen. Waarom dat vaker gebeurde weten we niet. De ziekmelding, begeleiding en re-integratie in de eerste 2 ziektejaren is de verantwoordelijkheid van de werkgever en ligt daarmee buiten het gezichtsveld van UWV.
  • Waarom het toekenningspercentage in 2016 steeg, is onduidelijk. Er zijn geen uitvoeringstechnische oorzaken aan te wijzen voor de toename.