De arbeidsparticipatie van ouderen (55‑plussers) is in de laatste 20 jaar meer dan verdubbeld. En hun arbeidsparticipatie neemt nog steeds sterk toe. Deze groei staat in schril contrast met de afnemende arbeidsdeelname van ouderen in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. In die periode is de arbeidsparticipatie van ouderen meer dan gehalveerd. Deze sterke omslag in de arbeidsparticipatie van 55‑plussers maakt nieuwsgierig naar de oorzaken. Waardoor veranderde die participatie de afgelopen 40 jaar zo sterk? En wat betekent de toegenomen arbeidsparticipatie van ouderen voor het beroep op de WIA en de WW?
De belangrijkste bevindingen zijn:
- In de jaren 70 en 80 was het overheidsbeleid gericht op het ontzien van oudere werknemers en op het stimuleren van vervroegd uittreden. Hierdoor daalde de arbeidsparticipatie van ouderen in een gestaag tempo: in 1970 werkte nog ruim 1 van de 2 55‑plussers, 20 jaar later was dat nog slechts 1 op de 4.
- In 2013 is de arbeidsparticipatie van 55‑plussers weer bijna op het niveau van eind jaren 60. De sterke groei sinds begin jaren 90 is vooral het gevolg van de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen die tot op steeds hogere leeftijd participeren. Daarnaast wordt de participatie van oudere werknemers vooral gestimuleerd door hervorming van VUT- en prepensioenregelingen.
- Door de toegenomen participatie zullen meer ouderen een beroep op de WIA en WW doen. Dit betekent dat UWV in toenemende mate te maken krijgt met klanten die een lastige arbeidsmarktpositie hebben.