De Wajong is bedoeld voor iedereen die arbeidsongeschikt wordt voor zijn of haar 18e verjaardag of tijdens zijn of haar studie. Wajongers hebben een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Om de participatie van Wajongers te verhogen ligt de nadruk in de nieuwe Wajong, die in 2010 is ingegaan, op wat Wajongers wel kunnen, in plaats van wat zij niet kunnen. In dit artikel bieden we nader inzicht in de Wajong‑populatie.
Belangrijkste bevindingen:
- De Wajong-populatie bestaat uit meer mannen dan vrouwen; ruim de helft van de Wajongers is ouder dan 30 jaar. Ruim een kwart van de Wajongers woont in een instelling. Driekwart van de Wajongers heeft beperkingen als gevolg van ontwikkelingsstoornissen en psychiatrische aandoeningen (bijvoorbeeld verstandelijke beperkingen, autismespectrumstoornissen, schizofrenie).
- In 2010 lijkt het aantal Wajong-aanvragen zich te stabiliseren. Omdat de instroom in de Wajong in 2010 nog voor bijna de helft bestond uit instroom in de oude Wajong, is er nog geen goed beeld van de te verwachten instroom in de nieuwe Wajong. De verwachting is dat bij gelijkblijvende omstandigheden het aantal aanvragen in 2011 daalt.
- Ongeveer een kwart van de Wajongers werkt. Een groot deel van hen werkt onder beschutte omstandigheden in de sociale werkvoorziening (SW). Deze groep is duurzaam aan de slag en werkt zonder aanvullende Wajong-uitkering omdat de SW‑inkomsten voor hen hoog genoeg zijn. Een op de vijf Wajongers die werkt bij een reguliere werkgever is een jaar later niet meer werkzaam. Ruim de helft van deze groep werkt met een (gedeeltelijke) uitkering en/of ondersteuning, waardoor het zeer de vraag is of zij op termijn kans maken om uit de Wajong te stromen.
- Het beroep op de Wajong verschilt regionaal. De regionale verschillen hangen samen met al jarenlang bestaande verschillen in sociaaleconomische ontwikkeling, sociaaldemografische verschillen in onderwijs en verschillen in uitvoering. Zo hebben provincies waarin een groot beroep op de Wajong wordt gedaan (Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Limburg) relatief veel inwoners met een lage sociaaleconomische status. Ook ongeveer de helft van de verschillen in groei van de Wajong kan worden toegeschreven aan de provinciale verschillen in groei van doorstroom vanuit de bijstand
- Jongeren met ernstige somatische beperkingen lopen een verhoogd risico op een vertraagde ontwikkeling. Dit kan een negatief effect hebben op hun arbeidsperspectieven en de kans vergroten op instroom in de Wajong. Preventieve maatregelen dienen zich te richten op de sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van de zelfstandigheid van deze jongeren. Bij jongeren met gedragsstoornissen (zoals ADHD of verstandelijke beperkingen) zien deskundigen een belangrijke rol voor de ouders. Bij deze jongeren is het werkgedrag (onder andere afspraken nakomen, leervermogen, zelfstandigheid) een belangrijk aangrijpingspunt voor preventie van Wajong-instroom. Bij beide groepen jongeren hangen persoonlijke factoren (zoals zelfvertrouwen) samen met de ontwikkeling van arbeidsperspectieven. Leerlingen van VSO cluster 4-scholen hebben een relatief grote kans om op termijn in de Wajong te komen. De directe instroom in de Wajong vanuit deze scholen is laag, een veel groter deel van de leerlingen komt echter na enige tijd alsnog terecht in de Wajong.