In 2009 ontvingen gemiddeld 18 van de 1.000 inwoners (18-64 jaar) een (oude) Wajong-uitkering; tussen de provincies varieerde dat aantal tussen 15 en 26. In 2009 stroomden er van elke 1.000 inwoners 1,7 in een Wajong-uitkering; tussen de provincies varieerde dat aantal tussen 1,1 tot 2,4. Het verschil tussen provincies in het beroep op de Wajong is niet recent ontstaan, het bestond al aan het begin van de observatieperiode in 1998.

Een aantal sociaal-economische factoren blijkt samen te hangen met de Wajong-concentratie en/of het Wajong-instroomrisico – bijvoorbeeld het opleidings- en inkomensniveau van de (beroeps)bevolking en het werkloosheidspercentage. Het is aannemelijk dat de jarenlange regionale verschillen in sociaal-economische ontwikkeling hebben bijgedragen aan de regionale verschillen in het beroep op de Wajong. Uit het feit dat de toename van het beroep op de Wajong in de periode 1999-2009 slechts in beperkte mate samenhang vertoont kan tevens de conclusie worden getrokken dat er ook andere factoren van invloed zijn.