4,1 miljoen mensen hadden om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast de eerder genoemde werklozen ging het om 3,8 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar waren. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld 7 duizend per maand afgenomen.
Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator worden mensen van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn met ‘werkloos’ aangeduid. In april waren er 300 duizend werklozen, wat komt neer op 3,3 procent van de beroepsbevolking. Eind 2018 lag dit percentage met 3,5 voor het eerst onder het laagste niveau van voor de crisis.
UWV verstrekte eind april 257 duizend WW-uitkeringen. Het aantal WW-uitkeringen daalt alweer drie maanden op rij en is nu bijna 4 procent lager dan eind maart en 18 procent lager dan eind april vorig jaar. Na een stijging in januari is het aantal WW-uitkeringen inmiddels ook weer lager dan eind 2018 toen er nog 263 duizend WW-uitkeringen verstrekt werden.
Het seizoen is van invloed op het aantal WW-uitkeringen. In seizoengevoelige sectoren zoals de bouw en landbouw neemt de werkgelegenheid meestal weer toe na de winter. Het aantal WW-uitkeringen in deze sectoren daalt dan ook met 11 procent (landbouw) en 7 procent (bouw) ten opzichte van de vorige maand. Bij de uitzendbedrijven neemt het aantal WW-uitkeringen in een maand tijd met 9 procent af.
In maart kwam het werkloosheidspercentage in Nederland ook uit op 3,3. Daarmee behoort Nederland binnen de Europese Unie tot de top 3 van landen met de laagste werkloosheid. Alléén in Tsjechië en Duitsland was het percentage werklozen lager. Het hoogst was de werkloosheid in Spanje en Griekenland, waar respectievelijk 14,0 en 18,5 procent van de beroepsbevolking van 15 tot 75 jaar werkloos was. In Nederland piekte de werkloosheid begin 2014. Deze bedroeg 7,8 procent in maart 2014, waarmee Nederland toen de tiende plek innam binnen de EU-28.
Het CBS publiceert maandelijks over de omvang van de werkzame beroepsbevolking en de niet-werkzame bevolking, waarbij de laatste groep wordt uitgesplitst naar de werkloze beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking (allemaal volgens ILO-definitie).
Met de werkloze beroepsbevolking wordt echter niet het totale onbenut arbeidspotentieel beschreven. Behalve werklozen behoren hiertoe nog andere groepen. Het gaat ook om mensen die óf recent gezocht hebben naar werk óf direct beschikbaar zijn voor werk. Deze mensen worden gerekend tot het onbenut arbeidspotentieel, maar vallen buiten de werkloosheidsdefinitie. Ook deeltijders die meer uren willen werken en hiervoor direct beschikbaar zijn, behoren tot het onbenut arbeidspotentieel.
De grootte en samenstelling van deze groepen worden alleen per kwartaal gepubliceerd. Het totaalbeeld dat de onderstaande figuur weergeeft is gebaseerd op de meest recente kwartaalcijfers (eerste kwartaal 2019 ). Het totale onbenut arbeidspotentieel bestond in het eerste kwartaal van 2019 uit 1,1 miljoen mensen. Een jaar eerder waren dit er nog 1,2 miljoen. De ontwikkeling van het totale onbenut arbeidspotentieel hangt sterk samen met de ontwikkeling van de werkloosheid.