In maart hadden 4,1 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast werklozen ging het om 3,8 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar zijn. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen.

Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator zijn mensen werkloos als ze geen betaald werk hebben, maar daar wel recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn. Dit cijfer heeft betrekking op de bevolking van 15 tot 75 jaar. Met 326 duizend werklozen was in maart 3,5 procent van de beroepsbevolking werkloos. Tussen maart en augustus 2020 steeg de werkloosheid van 2,9 procent naar 4,6 procent. Daarna is dit percentage vrijwel voortdurend gedaald.

Eind maart 2021 verstrekte UWV 282 duizend lopende WW-uitkeringen. Het aantal lopende uitkeringen is afgenomen met 3,9 duizend (-1,4 procent) ten opzichte van februari. In vergelijking met een jaar geleden ligt het aantal lopende uitkeringen 12,7 procent hoger. Eind maart 2020, kort na het begin van de coronacrisis, waren er 250 duizend WW-uitkeringen.

De daling van het aantal lopende WW-uitkeringen in maart ten opzichte van februari was het grootst bij jongeren onder de 27 jaar (-6,7 procent). Bij de leeftijdsgroep 27 tot 50 jaar nam het aantal uitkeringen licht af (-1,8 procent) en bij de leeftijdsgroep 50 jaar en ouder bleef het aantal uitkeringen vrijwel stabiel (+0,5 procent).

In de meeste sectoren daalde in maart het aantal lopende WW-uitkeringen in vergelijking met februari. De daling was het grootst in de landbouw (-6,3 procent). In het voorjaar neemt de werkgelegenheid in deze seizoensgevoelige sector toe. Ook het aantal uitkeringen vanuit de sector horeca en catering nam bovengemiddeld af (-4,6 procent), maar is nog wel bijna twee keer zo hoog als een jaar geleden. Het aantal WW-uitkeringen steeg in de schoonmaaksector (+3,5 procent), de detailhandel (+2,4 procent) en de voeding- en genotmiddelenindustrie (+1,6 procent).

De daling van het aantal werklozen in de afgelopen drie maanden is het resultaat van onderliggende stromen tussen de werkzame, de werkloze en niet-beroepsbevolking. Het onderstaande schema laat die stromen zien.

In maart waren 326 duizend mensen werkloos. Drie maanden eerder, in december, waren er 368 duizend werklozen. In deze periode nam het aantal werklozen dus met 42 duizend af (gemiddeld 14 duizend per maand). Dit kwam enerzijds doordat meer werklozen een baan vonden (van werkloos naar werkzaam) dan er werkenden een baan verloren en werkloos werden (van werkzaam naar werkloos). Per saldo daalde het aantal werklozen hierdoor met 28 duizend in de afgelopen drie maanden.

Anderzijds daalde het aantal werklozen ook doordat minder mensen op zoek gingen naar werk zonder direct resultaat (van niet-beroepsbevolking naar werkloos) dan er stopten met zoeken en/of niet beschikbaar waren (van werkloos naar niet-beroepsbevolking). De werkloosheid daalde hierdoor per saldo met 14 duizend personen.

Zoals in het bovenstaande schema te zien is, kan de werkloosheid toenemen vanaf twee kanten. Er kan een toestroom zijn vanuit de werkenden en vanuit de niet-beroepsbevolking. Van mei 2014 tot en met maart 2020 was de netto-instroom naar werkloosheid vanuit werk steeds negatief. Dat wil zeggen dat er meer werklozen werk vonden dan er werkenden werkloos werden. In april 2020 veranderde dat en kwamen er per saldo vanuit de werkenden werklozen bij. Vanaf september was het saldo weer negatief en stroomden er meer werklozen naar werk dan andersom.

Er is ook een uitwisseling tussen werklozen en de niet-beroepsbevolking. Als de netto-instroom naar werkloosheid aan die kant negatief is, wil dat zeggen dat meer werklozen zich terugtrekken van de arbeidsmarkt dan er nieuwe werkzoekenden bij komen. Al voor de vijfde maand op rij was in maart de netto-instroom naar werkloosheid negatief. In 2014, het jaar waarin de werkloosheid tijdens de vorige crisis een hoogtepunt bereikte, was het de laatste keer dat dit saldo zo lang achter elkaar negatief was. Sindsdien was de netto-instroom naar werkloosheid vanuit de niet-beroepsbevolking doorgaans positief.

De werkzame beroepsbevolking groeide in de afgelopen drie maanden met 24 duizend. Dat is de kleinste toename in het afgelopen half jaar. Het aantal werkenden groeide doordat meer werklozen aan het werk gingen dan er werkenden werkloos werden (+28 duizend). Daartegenover daalde het aantal mensen die zich aanboden op de arbeidsmarkt en direct een baan vonden (van niet-beroepsbevolking naar werkzaam) (171 duizend). Dat waren er in maart minder dan het aantal mensen (177 duizend) die stopten met werken en de arbeidsmarkt verlieten (van werkzaam naar niet-beroepsbevolking). Hierdoor daalde de werkzame beroepsbevolking met 6 duizend mensen.

Het CBS publiceert maandelijks volgens de internationale richtlijnen over de beroepsbevolking. De bijbehorende indicatoren, de werkzame en werkloze beroepsbevolking, worden wereldwijd gebruikt om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te beschrijven. Daarbij zijn maandcijfers essentieel. Daarnaast publiceert het UWV maandelijks over het aantal WW-uitkeringen. Deze UWV-cijfers over uitkeringen zijn niet één-op-één vergelijkbaar met de indicatoren over de beroepsbevolking.