In april hadden 3,6 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast werklozen ging het om 3,2 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct beschikbaar zijn voor werk. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Het gaat voornamelijk om mensen die met pensioen zijn of niet kunnen werken vanwege ziekte of arbeidsongeschiktheid. In de maanden februari tot en met april is het aantal mensen buiten de beroepsbevolking licht gedaald met gemiddeld 2 duizend per maand.

De werkloosheid is het laagst onder 45-plussers in de beroepsbevolking. In april ging het om 2,1 procent, het laagste percentage in de cijferreeks vanaf 2003. Het komt neer op 87 duizend werkloze 45-plussers, ook het laagste aantal in twintig jaar. 

Bij jongeren (15 tot 25 jaar) was 7,9 procent van de beroepsbevolking werkloos. In deze leeftijdsgroep ligt de werkloosheid doorgaans het hoogst. Het laagste punt werd vorig jaar april bereikt met 6,9 procent. Het was de maand waarin de werkloosheid voor de totale beroepsbevolking ook het kleinst was. In de leeftijdsgroep van 25 tot 45 jaar was het werkloosheidspercentage in april vorig jaar 2,5. In april 2023 was het 2,8.

Met de daling van de werkloosheid onder 45-plussers nam ook het aandeel langdurig werklozen af, dat wil zeggen werklozen die een jaar of langer op zoek zijn naar werk. Langdurige werkloosheid komt doorgaans het vaakst voor bij 45-plussers. Bij jongeren is de werkloosheid vaker van korte duur. 

Van de werklozen in het eerste kwartaal van 2023 was 18 procent langdurig werkloos. Begin 2015 was dit nog 43 procent. Daarna begon een geleidelijke maar voortdurende daling. Aan het begin van de coronapandemie, in het tweede kwartaal van 2022, nam het aandeel dat kort werkloos was in een keer flink toe en het aandeel langdurig werklozen dus aanzienlijk af. Daarna groeide het aandeel langdurig werklozen weer, tot het eind 2021 weer op het niveau was van voor corona. Sindsdien is het aandeel langdurig werklozen weer aan het dalen.

Eind april 2023 verstrekte UWV 156 duizend lopende WW-uitkeringen. Dat zijn er 1,9 duizend minder dan in de voorafgaande maand (-1,2 procent). In april werden 18,7 duizend WW-uitkeringen beëindigd, en kwamen er 16,8 duizend nieuwe uitkeringen bij. Verder ontving in april 17,1 procent van de WW-gerechtigden de uitkering inmiddels één jaar of langer. Dat is minder dan een jaar eerder, toen gold dat nog voor 24,1 procent.

Het aantal lopende WW-uitkeringen nam in bijna alle sectoren af in april 2023. De grootste afname vond plaats bij uitzendbedrijven (-4,2 procent), landbouw (-3,8 procent) en bouw (-3,4 procent). In drie sectoren nam het aantal uitkeringen iets toe in april, namelijk bij overheid (+0,3 procent), groothandel (+0,5 procent) en overige commerciële dienstverlening (+1,5 procent).

In april waren er 17 duizend werklozen minder dan drie maanden eerder (een afname van gemiddeld 6 duizend per maand). 

Er zijn twee stromen die de werkloosheid kunnen doen afnemen. De eerste is de stroom van werklozen die een baan vinden, de tweede is de stroom van werklozen die stoppen met zoeken en zich terugtrekken van de arbeidsmarkt. Er zijn ook twee tegengestelde stromen, die de werkloosheid kunnen doen toenemen. Het gaat om werkenden die hun baan verliezen, en om mensen die zich tevoren niet aanboden op de arbeidsmarkt en op zoek zijn gegaan naar werk. Als ze niet meteen werk vinden, worden ze deel van de werkloze beroepsbevolking. 

De werkloosheid daalde in april doordat het aantal werkenden dat werkloos werd, kleiner was dan het aantal werklozen dat een baan vond. Het saldo hiervan kwam in april uit op -40 duizend en dat is meer dan in de maand hiervoor. De werkloosheid nam in april toe door de toestroom van werklozen van buiten de beroepsbevolking. Deze bedroeg per saldo 23 duizend en is daarmee lager dan in de maand ervoor.