In april hadden 4,1 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast werklozen ging het om 3,8 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar zijn. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld 4 duizend per maand gestegen. Eerder deze week berichtte het CBS dat in het eerste kwartaal vooral het aantal mensen is toegenomen die niet zoeken naar werk omdat ze daar weinig resultaat van verwachten.
Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator zijn mensen werkloos als ze geen betaald werk hebben, maar daar wel recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn. Dit cijfer heeft betrekking op de bevolking van 15 tot 75 jaar. Met 316 duizend werklozen was in april 3,4 procent van de beroepsbevolking werkloos. Tussen maart en augustus 2020 steeg de werkloosheid van 2,9 procent naar 4,6 procent. Daarna is dit percentage vrijwel voortdurend gedaald.
Eind april heeft UWV 266 duizend lopende WW-uitkeringen verstrekt. Dat zijn er bijna 16 duizend minder dan eind maart. Hiermee daalt het aantal WW-uitkeringen voor de derde maand op rij. Vergeleken met april 2020 ligt het aantal WW-uitkeringen 8,8 procent lager. Eind april 2020 waren er namelijk 292 duizend WW-uitkeringen. Vooral in de eerste periode van de coronapandemie en de contactbeperkende maatregelen, tussen maart en april 2020, nam het aantal WW-uitkeringen flink toe.
In alle sectoren daalde het aantal WW-uitkeringen in april 2021 ten opzichte van maart van dit jaar. De daling is het grootst in de uitzendsector (-8,6 procent) en de horeca en catering (-8,0 procent). Zowel de uitzendsector als de horeca werd hard geraakt door de coronacrisis. Nu er steeds meer versoepelingen mogelijk zijn, zoals het deels weer openstellen van terrassen, gaan werkgevers op zoek naar (tijdelijk) personeel en verliezen minder mensen hun baan. Ook is het seizoen van invloed op het aantal WW-uitkeringen. In seizoengevoelige sectoren zoals de bouw en landbouw neemt de werkgelegenheid meestal weer toe na de winter. Ook de uitzendsector profiteert hiervan.
De daling van het aantal werklozen in de afgelopen drie maanden is het resultaat van onderliggende stromen tussen de werkzame, de werkloze en de niet-beroepsbevolking. Het onderstaande schema laat die stromen zien.
In april waren 316 duizend mensen werkloos. Drie maanden eerder, in januari, waren er 337 duizend werklozen. In deze periode nam het aantal werklozen dus met 21 duizend af (gemiddeld 7 duizend per maand). Dit kwam doordat meer werklozen een baan vonden (van werkloos naar werkzaam) dan er werkenden een baan verloren en werkloos werden (van werkzaam naar werkloos). Per saldo daalde het aantal werklozen hierdoor met 24 duizend in de afgelopen drie maanden.
Het aantal mensen dat op zoek ging naar werk zonder direct resultaat (van niet-beroepsbevolking naar werkloos) was in april iets groter dan het aantal dat stopte met zoeken en/of niet beschikbaar was (van werkloos naar niet-beroepsbevolking). De werkloosheid steeg hierdoor per saldo met 2 duizend personen in de afgelopen drie maanden.
Zoals in het bovenstaande schema te zien is, kan de werkloosheid toenemen vanaf twee kanten. Er kan een toestroom zijn vanuit de werkenden en vanuit de niet-beroepsbevolking. Van mei 2014 tot en met maart 2020 was de netto-instroom naar werkloosheid vanuit werk steeds negatief. Dat wil zeggen dat er meer werklozen werk vonden dan er werkenden werkloos werden. In april 2020 veranderde dat en kwamen er per saldo vanuit de werkenden werklozen bij. Vanaf september was het saldo weer negatief en stroomden er meer werklozen naar werk dan andersom.
Er is ook een uitwisseling tussen werklozen en de niet-beroepsbevolking. Als de netto-instroom naar werkloosheid aan die kant positief is, wil dat zeggen dat minder werklozen zich terugtrekken van de arbeidsmarkt dan er nieuwe werkzoekenden bij komen. In april was deze netto-instroom voor het eerst dit jaar licht positief (2 duizend). Hiervoor was de netto-instroom naar werkloosheid vijf maanden op rij negatief. In 2014, toen de werkloosheid tijdens de vorige crisis een hoogtepunt bereikte, was dit saldo voor het laatst zo lang achter elkaar negatief. Sindsdien was de netto-instroom naar werkloosheid vanuit de niet-beroepsbevolking doorgaans positief.
Het CBS publiceert maandelijks volgens de internationale richtlijnen over de beroepsbevolking. De bijbehorende indicatoren, de werkzame en werkloze beroepsbevolking, worden wereldwijd gebruikt om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te beschrijven. Daarbij zijn maandcijfers essentieel. Daarnaast publiceert het UWV maandelijks over het aantal WW-uitkeringen. Deze UWV-cijfers over uitkeringen zijn niet één-op-één vergelijkbaar met de indicatoren over de beroepsbevolking.