In mei hadden 4,1 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast werklozen ging het om 3,8 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar zijn. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld 13 duizend per maand gestegen, vooral doordat er vanuit de niet-beroepsbevolking minder mensen direct aan het werk gingen. Dat aantal was lager dan het aantal werkenden dat de beroepsbevolking verliet doordat ze stopten met werken en niet op zoek gingen naar werk, of niet beschikbaar waren.
Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator zijn mensen werkloos als ze geen betaald werk hebben, maar daar wel recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn. Dit cijfer heeft betrekking op de bevolking van 15 tot 75 jaar. Met 309 duizend werklozen in mei was 3,3 procent van de beroepsbevolking werkloos. Tussen maart en augustus 2020 steeg de werkloosheid van 2,9 procent naar 4,6 procent. Daarna is dit percentage vrijwel voortdurend gedaald.
Eind mei verstrekte UWV bijna 250 duizend lopende WW-uitkeringen. Dat zijn er 16,8 duizend minder dan een maand eerder (-6,3 procent). Dit is de vierde maand op rij dat de WW daalt. Vergeleken met mei vorig jaar ligt het aantal lopende WW-uitkeringen 17,1 procent lager. In mei zijn er veel meer WW-uitkeringen beëindigd (36,6 duizend) dan ontstaan (19,8 duizend).
In alle sectoren ligt het aantal lopende WW-uitkeringen in mei lager dan in april. De grootste dalingen vonden plaats in de landbouw (-11,2 procent), uitzendsector (-10,9 procent), bouw (-10,3 procent) en horeca en catering (-9,7 procent). Hier speelt zowel seizoenswerk een rol als de versoepelingen van de coronamaatregelen die leiden tot weer meer vraag naar personeel.
De daling van het aantal werklozen in de afgelopen drie maanden is het resultaat van onderliggende stromen tussen de werkzame, de werkloze en de niet-beroepsbevolking.
In mei waren 309 duizend mensen werkloos. Drie maanden eerder, in februari, waren er 340 duizend werklozen. In deze periode nam het aantal werklozen met 31 duizend af (gemiddeld 10 duizend per maand).
In de afgelopen drie maanden nam de werkloosheid vooral af door de netto-uitstroom naar werk: meer werklozen vonden een baan (van werkloos naar werkzaam), dan er werkenden een baan verloren en werkloos werden (van werkzaam naar werkloos). Per saldo daalde het aantal werklozen hierdoor met 29 duizend in de afgelopen drie maanden.
Het aantal mensen dat op zoek ging naar werk zonder direct resultaat (van niet-beroepsbevolking naar werkloos) was in mei iets kleiner dan het aantal dat stopte met zoeken en/of niet meer beschikbaar was (van werkloos naar niet-beroepsbevolking). De werkloosheid daalde door deze netto-uitstroom naar de niet-beroepsbevolking per saldo met 2 duizend personen in de afgelopen drie maanden.
Van mei 2014 tot en met maart 2020 was er voortdurend sprake van netto-uitstroom naar werk. In april 2020 veranderde dat, en kwamen er per saldo meer werklozen bij vanuit de werkenden. Vanaf september was het saldo weer negatief en stroomden er meer werklozen naar werk dan andersom.
In april en mei 2021 was de bijdrage aan de ontwikkeling van de werkloosheid door stromen van en naar de niet-beroepsbevolking relatief klein. Vanaf november 2020 tot en met maart 2021 was er wel sprake van een relatief grote netto-uitstroom naar de niet-beroepsbevolking. In die periode daalde de werkloosheid dus niet alleen door de netto-uitstroom van werkloosheid naar werk. Zo’n situatie is vrij uitzonderlijk en deed zich het laatst voor tijdens de vorige crisis, toen de werkloosheid in 2014 een hoogtepunt bereikte.
Het CBS publiceert maandelijks volgens de internationale richtlijnen over de beroepsbevolking. De bijbehorende indicatoren, de werkzame en werkloze beroepsbevolking, worden wereldwijd gebruikt om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te beschrijven. Daarbij zijn maandcijfers essentieel. Daarnaast publiceert het UWV maandelijks over het aantal WW-uitkeringen. Deze UWV-cijfers over uitkeringen zijn niet één-op-één vergelijkbaar met de indicatoren over de beroepsbevolking.