In januari hadden 4,1 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast werklozen ging het om 3,8 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar zijn. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld 7 duizend per maand gestegen.
Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator zijn mensen werkloos als ze geen betaald werk hebben, maar daar wel recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn. Dit cijfer heeft betrekking op de bevolking van 15 tot 75 jaar. Met 337 duizend werklozen in januari was 3,6 procent van de beroepsbevolking werkloos. Dat percentage is nog wel hoger dan in maart 2020 bij het begin van de coronacrisis (2,9 procent). Tussen maart en augustus nam het aantal werklozen met ruim 150 duizend toe en steeg de werkloosheid van 2,9 naar 4,6 procent. Sindsdien daalt de werkloosheid maandelijks weer.
Eind januari 2021 verstrekte UWV 289 duizend lopende WW-uitkeringen. Dat zijn er 2,9 duizend meer dan een maand eerder (+1,0 procent). Dat is een kleine toename vergeleken met dezelfde maand in voorgaande jaren. De instroom in de WW kwam in januari iets hoger uit dan de uitstroom. In januari kwamen er 40 duizend nieuwe WW-uitkeringen bij en werden er 37,2 duizend WW-uitkeringen beëindigd.
Sectoren waar het aantal WW-uitkeringen in januari 2021 het meest toenam vergeleken met een maand eerder, zijn de detailhandel (+4,2 procent), horeca en catering (+3,9 procent), uitzendsector (+3,7 procent) en cultuur (+2,4 procent). Deze sectoren ondervinden de gevolgen van de strengere lockdown. Daarnaast steeg door het gebruikelijke seizoenseffect de WW nog vanuit de bouwsector (+5,3 procent) en vanuit de landbouw (+2,1 procent).
De daling van het aantal werklozen in de afgelopen drie maanden is het resultaat van onderliggende stromen tussen de werkzame, de werkloze en niet-beroepsbevolking. Het onderstaande schema laat die stromen zien.
In januari waren 337 duizend mensen werkloos. Drie maanden eerder, in oktober, waren er 406 duizend werklozen. In deze periode nam het aantal werklozen dus met 69 duizend af (gemiddeld 23 duizend per maand). Dit kwam enerzijds doordat meer werklozen een baan vonden (van werkloos naar werkzaam) dan er werkenden een baan verloren en werkloos werden (van werkzaam naar werkloos). Per saldo daalde het aantal werklozen hierdoor met 39 duizend in de afgelopen drie maanden.
Anderzijds daalde het aantal werklozen ook doordat minder mensen op zoek gingen naar werk zonder direct resultaat (van niet-beroepsbevolking naar werkloos) dan er stopten met zoeken en/of niet beschikbaar waren (van werkloos naar niet-beroepsbevolking). De werkloosheid daalde hierdoor per saldo met 30 duizend personen. Dit saldo is nu drie maanden op rij negatief. Een dergelijke reeks kwam voor het laatst voor in 2014.
De werkzame beroepsbevolking groeide in de afgelopen drie maanden met 57 duizend. Dat kwam niet alleen doordat meer werklozen aan het werk gingen dan er werkenden werkloos werden (+39 duizend). Er waren ook 192 duizend mensen die zich aanboden op de arbeidsmarkt en direct een baan vonden (van niet-beroepsbevolking naar werkzaam), terwijl minder mensen (174 duizend) stopten met werken en de arbeidsmarkt verlieten (van werkzaam naar niet-beroepsbevolking). Hierdoor groeide de werkzame beroepsbevolking met nog eens 18 duizend mensen.
Het CBS publiceert maandelijks volgens de internationale richtlijnen over de beroepsbevolking. De bijbehorende indicatoren, de werkzame en werkloze beroepsbevolking, worden wereldwijd gebruikt om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te beschrijven. Daarbij zijn maandcijfers essentieel. Daarnaast publiceert het UWV maandelijks over het aantal WW-uitkeringen. Deze UWV-cijfers over uitkeringen zijn niet één-op-één vergelijkbaar met de indicatoren over de beroepsbevolking.