Werkgevers kunnen sinds 26 juli een aanvraag indienen voor de zesde periode NOW. In de zesde aanvraagperiode NOW komen werkgevers met minimaal 20 procent omzetverlies over een periode van drie maanden in aanmerking voor een tegemoetkoming van de loonkosten voor de maanden juli tot en met september 2021. Nieuw ten opzichte van voorgaande aanvraagperiodes is dat werkgevers maximaal 80 procent omzetverlies kunnen opgeven bij hun aanvraag. In eerste instantie betaalt UWV een voorschot van de berekende tegemoetkoming. Het voorschot wordt in drie termijnen betaald en bestaat uit 80 procent van de berekende tegemoetkoming.

In totaal zijn er tot nu toe ruim 18.000 aanvragen voor de zesde periode NOW binnengekomen. Daarmee is deze periode veruit de rustigste sinds de start van de NOW. Werkgevers kunnen nog tot en met 30 september een aanvraag indienen. Het kabinet heeft inmiddels aangekondigd dat de NOW-regeling daarna beëindigd wordt.

De factsheet is gebaseerd op de 14.456 verwerkte aanvragen tot en met woensdag 8 september. Daarvan zijn er 13.815 goedgekeurd. Deze werkgevers, met in totaal zo’n 217.000 werknemers, hebben allemaal de eerste termijn van hun voorschot ontvangen, aan een deel is inmiddels ook de tweede termijn overgemaakt, in totaal dus 356 miljoen euro. Het opgegeven verwachte omzetverlies is gemiddeld 50 procent.

De factsheet die UWV vandaag publiceert geeft inzicht in de toekenningen per sector, arbeidsmarktregio en gemeente. Ook is informatie opgenomen over het aantal toekenningen naar bedrijfsomvang.

  • Het grootste aandeel in het aantal toekenningen hebben de sectoren horeca en catering (3.742), overige commerciële dienstverlening (3.086) en detailhandel (1.575);
  • Het totale voorschotbedrag is het hoogst voor de sector vervoer en logistiek (eerste termijn € 49 miljoen), gevolgd door overige commerciële dienstverlening (eerste termijn € 38 miljoen) en horeca en catering (eerste termijn € 33 miljoen);
  • Veruit de meeste toekenningen, 9.813 in totaal, gaan naar werkgevers met minder dan 10 werknemers. Werkgevers met meer dan 250 werknemers zijn goed voor 80 toegekende aanvragen;
  • Van alle arbeidsmarktregio’s heeft Groot-Amsterdam het grootste aandeel in het aantal toekenningen (2.879), gevolgd door Rijnmond (1.134) en Midden-Utrecht (798).

UWV is inmiddels ook bezig met de definitieve berekening van de tegemoetkomingen voor de eerste en tweede periode NOW. Die definitieve tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van het daadwerkelijke omzetverlies en de feitelijke loonsom in de betreffende NOW-periode. Werkgevers moeten zelf een aanvraag indienen voor de definitieve berekening. Voor de eerste periode NOW (maart - mei 2020) kan dat nog tot en met 31 oktober. Meer dan de helft van de bijna 139.500 werkgevers die een voorschot hebben ontvangen in de eerste periode NOW moet die definitieve berekening nog aanvragen.

In een brief aan de Tweede Kamer drukt minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de werkgevers op het hart die aanvraag tijdig in te dienen. Maarten Camps, voorzitter van de Raad van Bestuur van UWV sluit zich daar bij aan. ‘Het is al vaker gezegd, en we blijven het zeggen: het is echt belangrijk dat die werkgevers in actie komen’, aldus Camps. ‘Want wie de definitieve berekening niet voor 31 oktober aanvraagt, moet straks het hele voorschot terugbetalen. Gelukkig weten steeds meer werkgevers dat ze zelf die aanvraag moeten indienen. Maar het is belangrijk dat ze dit nu ook gaan doen, ze hebben nog minder dan zes weken.’

Uit werkgeversonderzoek bleek eerder dat zo’n 37 procent van de NOW-ontvangers zich niet bewust was dat ze zelf de definitieve berekening moeten aanvragen. Een gerichte communicatiecampagne van UWV, die eind juni van start ging, heeft ertoe geleid dat deze groep aanzienlijk verkleind is, tot negen procent. Ook ging het aantal aanvragen voor de definitieve berekening flink omhoog: van 650 per week eind juni naar meer dan 2000 per week nu. Camps: ‘Het is goed dat onze inspanningen geholpen hebben en dat steeds meer werkgevers weten dat ze in actie moeten komen en dat ook doen, maar we zijn er dus nog niet. We blijven de komende weken daarom intensief communiceren naar werkgevers om ze hier op te wijzen. Onze medewerkers doen dat door honderden werkgevers per dag te bellen. Ook sturen we begin oktober alle werkgevers die nog geen aanvraag hebben ingediend een persoonlijke brief.’

Veel werkgevers geven aan dat ze wel bezig zijn met de aanvraag, maar nog wachten op een derden- of accountantsverklaring. Door de drukte bij boekhouders en accountants kan het afronden van zo’n verklaring veel tijd kosten. Maar ook wie zo’n verklaring nog niet heeft, moet uiterlijk 31 oktober een aanvraag indienen. Camps: ‘In het aanvraagproces op onze website kun je als werkgever dan aangeven dat je nog wacht op een verklaring. Vervolgens krijg je dan nog veertien weken de tijd om die af te ronden. Maar het is dus belangrijk dat je wel op tijd die aanvraag indient, dat voorkomt onaangename verrassingen.’

2020 was een turbulent jaar voor de arbeidsmarkt. Met het uitbreken van de coronacrisis in maart 2020 nam het aantal werkenden af en liep de werkloosheid snel op. De werkloosheid groeide van beide kanten (de netto-instroom was positief vanuit zowel de werkzame beroepsbevolking als de niet-beroepsbevolking). Vanaf november 2020 tot en met maart 2021 gold het omgekeerde (beide negatief) en daalde de werkloosheid weer snel. In de periode april-juni van dit jaar was er nauwelijks sprake van een netto-instroom vanuit de niet-beroepsbevolking. In juli was deze instroom weer positief, wat de daling van de werkloosheid enigszins afremt. Vergeleken met vorig jaar is het aantal werkenden flink toegenomen.

Het CBS publiceert maandelijks volgens de internationale richtlijnen over de beroepsbevolking. De bijbehorende indicatoren, de werkzame en werkloze beroepsbevolking, worden wereldwijd gebruikt om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te beschrijven. Daarbij zijn maandcijfers essentieel. Daarnaast publiceert het UWV maandelijks over het aantal WW-uitkeringen. Deze UWV-cijfers over uitkeringen zijn niet een-op-een vergelijkbaar met de indicatoren over de beroepsbevolking.