In april hadden 3,7 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast werklozen ging het om 3,3 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct beschikbaar zijn voor werk. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. In de laatste drie maanden is deze niet-beroepsbevolking met gemiddeld 20 duizend per maand afgenomen naar het laagste aantal sinds juni 2009. Het gaat voornamelijk om mensen die met pensioen zijn, of niet kunnen werken vanwege ziekte of arbeidsongeschiktheid.
Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator zijn mensen werkloos als ze geen betaald werk hebben, maar daar wel recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn. Dit cijfer heeft betrekking op de bevolking van 15 tot 75 jaar. Tussen februari en juli 2020, bij het begin van de coronacrisis, nam het werkloosheidspercentage toe van 4,0 naar 5,5. Vervolgens is de werkloosheid vrijwel voortdurend afgenomen tot 3,2 procent van de beroepsbevolking in april van dit jaar. Dat is het laagste percentage in de reeks met maandcijfers vanaf 2003.
Het aantal lopende WW-uitkeringen is verder gedaald. UWV telde 175 duizend WW-uitkeringen eind april 2022. Dat zijn er 9,2 duizend minder dan een maand eerder (-5,0 procent). Vergeleken met april vorig jaar lag het aantal WW-uitkeringen 34,4 procent lager. In april 2022 werden er 24,9 duizend WW-uitkeringen beëindigd en kwamen er 15,7 duizend nieuwe WW-uitkeringen bij.
Het aantal lopende WW-uitkeringen lag in alle sectoren in april 2022 lager dan een maand eerder. De afname was veruit het grootst in de horeca en catering (-13,5 procent). Daarnaast daalde het aantal WW-uitkeringen in april ook flink in de cultuursector (-7,2 procent), bij uitzendbedrijven (-6,7 procent) en in de landbouw (-6,5 procent).
Van de 3,3 miljoen mensen die niet behoren tot de beroepsbevolking was het merendeel 45 tot 75 jaar. Sinds de start van de reeks met maandcijfers in 2003 schommelt hun aantal tussen de 2,5 miljoen en de 2,7 miljoen. Met iets meer dan 2,5 miljoen waren het er niet eerder zo weinig als in de afgelopen maand. De meest genoemde reden voor deze 45-plussers om niet te werken is pensioen of een hoge leeftijd, en daarna ziekte of arbeidsongeschiktheid. De voornaamste reden voor jongeren om niet te werken is dat ze een opleiding of studie volgen. Bij 25- tot 45-jarigen gaat het vaak om ziekte of arbeidsongeschiktheid, of de zorg voor het gezin.
De verdere daling van het aantal werklozen in de afgelopen drie maanden is het resultaat van onderliggende stromen tussen de werkzame, de werkloze en de niet-beroepsbevolking.
In april waren 316 duizend mensen werkloos. Drie maanden eerder, in december, waren er 354 duizend werklozen. In deze periode nam het aantal werklozen dus met 38 duizend af (gemiddeld 13 duizend per maand). De werkloosheid kan afnemen doordat werklozen werk vinden of zich terugtrekken van de arbeidsmarkt. Daartegenover staat de toestroom naar werkloosheid vanuit de werkenden en vanuit de niet-beroepsbevolking.
De afgelopen drie maanden waren er meer werklozen die werk vonden dan er werkenden werkloos raakten, waardoor de werkloosheid per saldo daalde met 60 duizend. Deze daling werd gedempt doordat het aantal mensen dat zonder direct resultaat op zoek ging naar werk (van niet-beroepsbevolking naar werkloos) groter was dan het aantal mensen dat stopte met zoeken en/of niet beschikbaar was (van werkloos naar niet-beroepsbevolking). Per saldo was er een toestroom van 22 duizend werklozen vanuit de niet-beroepsbevolking.