In januari hadden 3,8 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast werklozen ging het om 3,4 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct beschikbaar zijn voor werk. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld 3 duizend per maand gedaald.
Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator zijn mensen werkloos als ze geen betaald werk hebben, maar daar wel recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn. Dit cijfer heeft betrekking op de bevolking van 15 tot 75 jaar. Tussen februari en juli 2020 nam het werkloosheidspercentage toe van 4,0 naar 5,5. Vervolgens is de werkloosheid vrijwel voortdurend afgenomen tot 3,6 procent van de beroepsbevolking in januari van dit jaar. Dat is het laagste percentage sinds 2003, het eerste jaar waarvoor maandcijfers beschikbaar zijn.
Tussen december 2021 en januari 2022 nam het aantal WW-uitkeringen met bijna 1,2 duizend toe. Daarmee kwam het aantal WW-uitkeringen eind januari 2022 uit op bijna 193 duizend. De naweeën van de beperkende coronamaatregelen zijn merkbaar in de cultuursector met een stijging van 7,3 procent en in de horeca met 5,7 procent in het aantal lopende WW-uitkeringen. Tevens is er een stijging in het aantal WW-uitkeringen in de bouw (+ 5,4 procent), dit is toe te schrijven aan de seizoensgevoeligheid van deze sector.
Het jaar 2022 wordt in januari gestart met meer nieuwe WW-uitkeringen (25,6 duizend) dan beëindigde WW-uitkeringen (24,5 duizend). Ten opzichte van januari 2021 is het aantal nieuwe uitkeringen met 36 procent afgenomen.
In de afgelopen drie maanden zijn er bijna 80 duizend mensen met werk bijgekomen. Daarvan waren er 35 duizend jonger dan 25 jaar. Hiermee kwam de nettoarbeidsparticipatie voor jongeren in januari 2022 voor het eerst boven de 74 procent (74,3 procent). Dat is hoger dan in januari 2020, toen de arbeidsdeelname van jongeren vlak voor de coronacrisis piekte op 73,6 procent.
De verdere daling van het aantal werklozen in de afgelopen drie maanden is het resultaat van onderliggende stromen tussen de werkzame, de werkloze en de niet-beroepsbevolking. In december waren 354 duizend mensen werkloos. Drie maanden eerder, in oktober, waren er 382 duizend werklozen. In deze periode nam het aantal werklozen dus met 28 duizend af (gemiddeld 9 duizend per maand). Zoals in het bovenstaande schema te zien is, kan de werkloosheid afnemen doordat werklozen werk vinden of zich terugtrekken van de arbeidsmarkt. Daartegenover staat de toestroom naar werkloosheid vanuit de werkenden en vanuit de niet-beroepsbevolking.
De afgelopen drie maanden waren er meer werklozen die werk vonden dan er werkenden werkloos raakten, waardoor de werkloosheid per saldo daalde met 64 duizend. Deze daling werd gedempt doordat het aantal mensen dat zonder direct resultaat op zoek ging naar werk (van niet-beroepsbevolking naar werkloos) groter was dan het aantal mensen dat stopte met zoeken en/of niet beschikbaar was (van werkloos naar niet-beroepsbevolking). Per saldo was er een toestroom van 35 duizend werklozen vanuit de niet-beroepsbevolking.
Met het uitbreken van de coronacrisis in maart 2020 liep de werkloosheid snel op. Tijdens de eerste fase van de coronacrisis, van april tot en met juli 2020, groeide de werkloosheid vooral door een sterke toename van het aantal werkenden die hun baan verloren en een daling van het aantal werklozen die werk vonden. In augustus en september 2020 nam de werkloosheid ook nog toe, vooral doordat mensen die eerder niet zochten naar werk of niet beschikbaar waren, actief werden op de arbeidsmarkt maar niet direct werk vonden. Vanaf oktober 2020 daalde de werkloosheid vrijwel voortdurend, vooral doordat het aantal baanvinders weer sterk toenam.