De WGA-uitkering is het maandelijks vervangingsinkomen voor een werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geraakt. De afkorting WGA betekent Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten en is een onderdeel van de per 1 januari 2006 ingevoerde WIA (Wet Inkomen en Arbeid). Jaarlijks dragen alle werkgevers sociale premies af over het loon van hun werknemers, waarmee zij hun werknemers verzekeren tegen - onder andere - de financiële gevolgen van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Voor deze verzekeringen heeft de werkgever de keuze om het risico zelf te dragen (eigenrisicodrager), of om zich publiek te verzekeren via UWV. De WGA en de Ziektewet voor werknemers van publiek verzekerde werkgevers worden gefinancierd vanuit de Werkhervattingskas.

Het gemiddelde premiepercentage voor de WGA in 2024 daalt ten opzichte van 2023 met 0,1 procentpunt. Dit komt vooral doordat UWV bij de berekening van dit premiepercentage rekening heeft gehouden met de effecten van een verlenging naar 2024 van de zogeheten 60‑plusmaatregel. UWV biedt 60‑plussers die een WIA-uitkering hebben aangevraagd sinds eind oktober vorig jaar een vereenvoudigde claimbeoordeling aan. De WGA-uitkeringslasten voor 60‑plussers worden sindsdien niet betaald uit de Werkhervattingskas maar uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Een verlenging van de 60‑plusmaatregel betekent dus lagere lasten voor de Werkhervattingkas en daarmee ook een gemiddeld lagere premie. Mocht het kabinet besluiten om de 60‑plusmaatregel niet te verlengen tot eind 2024, dan zal het vastgestelde WGA-premieniveau naar verwachting te laag zijn om alle WGA-lasten in 2024 te dekken. De extra lasten (€ 48 miljoen) zullen in dat scenario uit het aanwezige WGA-vermogen van de Werkhervattingskas (ruim € 1 miljard) worden gefinancierd en niet leiden tot een premieverhoging voor werkgevers. De lagere uitkeringslasten als gevolg van de 60‑plusmaatregel komen ook tot uitdrukking in de sectorale WGA-premies. De premie daalt voor 59 sectoren, blijft gelijk voor 2 sectoren en stijgt voor 6 sectoren.

Het gemiddelde premiepercentage voor de Ziektewet in 2024 daalt ten opzichte van 2023 met 0,21 procentpunt. Dit komt vooral doordat een aantal grote uitzendbedrijven per 2023 is overgestapt naar het eigenrisicodragerschap. Ook de nieuwe cao voor uitzendkrachten is van invloed. Door deze nieuwe cao zal naar verwachting de instroom in de Ziektewet van uitzendkrachten met uitzendbeding afnemen, waardoor ook de uitkeringslasten voor de Werkhervattingskas afnemen. Doordat de premiebaten in de periode 2019–2021 onvoldoende waren om alle lasten voor de Ziektewet te dekken, is er sprake van een negatief Ziektewet-vermogen binnen de Werkhervattingskas. Sinds 2022 wordt dit vermogenstekort ingelopen. Ook voor 2024 is de Ziektewetpremie hoger dan lastendekkend vastgesteld om het vermogenstekort verder terug te brengen. De dalende trend van het gemiddelde premiepercentage is ook zichtbaar in de ontwikkeling van de sectorale percentages van de Ziektewet. De sectorale premie daalt bij 48 sectoren, bij 3 sectoren blijft de premie gelijk en bij 16 sectoren stijgt deze.

Sinds 2017 is het aandeel eigenrisicodragers voor de WGA in de totale loonsom van alle werkgevers vrijwel stabiel. In 2023 komt dit aandeel naar verwachting uit op 38% van de totale loonsom. Bij de Ziektewet is sinds de invoering van de premiedifferentiatie in 2014 een gestage toename van het eigenrisicodragerschap zichtbaar. Met name in de sector uitzendbedrijven is het aandeel in de loonsom van eigenrisicodragers gestegen: in 2023 komt dit uit op 65%, bij de overige bedrijven op 47%.