In maart waren 371 duizend mensen werkloos. Het werkloosheidspercentage – het aantal werklozen afgezet tegen de beroepsbevolking – kwam uit op 3,6. Al vanaf juli vorig jaar schommelt de werkloosheid rond dit percentage. Daarmee blijft de werkloosheid op een relatief laag niveau en is de arbeidsdeelname nog steeds historisch hoog. Maar de groei van het aantal werkenden stagneerde in de eerste maanden van 2024, wat aansluit bij het verslechterde economische beeld.
Eind maart 2024 verstrekte UWV 174,5 duizend lopende WW-uitkeringen. Dat zijn 800 uitkeringen meer dan een maand eerder (+0,5 procent). Er kwamen 21,6 duizend nieuwe uitkeringen bij en er werden 20,8 duizend uitkeringen beëindigd.
Het aantal WW-uitkeringen nam het meest toe in de metaalindustrie, installatie en voertuigen (+4,4 procent) en de overige industrie (3,9 procent). Maar ook in voedings- en genotmiddelenindustrie en chemische industrie steeg het aantal uitkeringen (in beide sectoren met 1,5 procent). Een afname is zichtbaar in de landbouw, groenvoorziening en visserij (-3,9 procent). De landbouw heeft een sterk seizoenspatroon met weinig werk in de wintermaanden en meer werkgelegenheid vanaf het voorjaar.
In de eerste maanden van 2024 hadden om en nabij 9,8 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar betaald werk. Buiten de werkloze beroepsbevolking zijn er nog 3,2 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar die geen betaald werk hebben. Anders dan de werkloze beroepsbevolking hebben ze niet kortgeleden naar werk gezocht en/of waren ze daarvoor niet direct beschikbaar. Daarom worden ze niet tot de beroepsbevolking gerekend. Het gaat vooral om mensen die met pensioen zijn of niet kunnen werken door ziekte of arbeidsongeschiktheid. Sinds de coronacrisis is deze groep geslonken van 3,4 miljoen naar 3,2 miljoen, maar begin 2024 niet verder gekrompen.
De ontwikkeling van het aantal werkenden en werklozen is het resultaat van onderliggende stromen tussen de werkzame, de werkloze en de niet-beroepsbevolking. Het aantal mensen met betaald werk kan toenemen doordat werklozen een baan vinden. Daarnaast zijn er mensen buiten de beroepsbevolking, zoals schoolverlaters en herintreders, die werk vinden. Die laatste stroom, van niet-beroepsbevolking naar werkzame beroepsbevolking, is recent kleiner geworden. Tussen december vorig jaar en maart dit jaar ging het om 182 duizend mensen.
Daarnaast verlieten meer werkenden de arbeidsmarkt. Tussen september en december vorig jaar ging het om 183 duizend mensen, in de periode van december tot maart waren dat er 213 duizend. Dan gaat het bijvoorbeeld om mensen die met pensioen gaan of jongeren die stoppen met een bijbaan en niet opnieuw op zoek gaan. Per saldo nam het aantal werkenden licht af met 5 duizend in de afgelopen drie maanden.
Het CBS publiceert maandelijks volgens over de beroepsbevolking volgens de richtlijnen van de International Labour Organization (ILO). De bijbehorende indicatoren, de werkzame en werkloze beroepsbevolking, worden wereldwijd gebruikt om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te beschrijven. Daarbij zijn maandcijfers essentieel. Daarnaast publiceert het UWV maandelijks over het aantal WW-uitkeringen. Deze UWV-cijfers over uitkeringen zijn niet een-op-een vergelijkbaar met de indicatoren over de beroepsbevolking. Voor meer uitleg over de verschillen tussen de bronnen zie de technische toelichting.