Ondanks zijn onderkoelde ‘disclaimer’ kan Berendsen, met 30 jaar ervaring in het maken van ramingen voor de WW, natuurlijk wel iets zeggen over de richting waarin de economie zich beweegt. ‘We komen uit een situatie van grote onevenwichtigheden: corona, Poetins inval in Oekraïne … De economie heeft tijd nodig om haar normale pad weer te vinden. De verwachting is dat de economie de komende tijd zal groeien en dat de werkloosheid zal stijgen naar een normaal niveau. De laatste maanden krabbelt het aantal WW‑uitkeringen al wat omhoog.’ Een ‘absurd lage’ werkloosheid betekent ook een grote krapte op de arbeidsmarkt; dat is inmiddels genoegzaam bekend. En de trends bij de beroepsbevolking helpen daarbij niet. ‘De grote naoorlogse cohorten gaan nu met pensioen en worden maar voor een deel vervangen door nieuwe. Dankzij de vergrijzing zit er een inherente, onderliggende krapte in de arbeidsmarkt.’

‘Maar ja,’ benadrukt Berendsen, ‘het is wel een márkt. Met een aanbod van mensen die werk zoeken en een vraag van werkgevers die personeel zoeken. Als daar geen evenwicht tussen is, dan zal de prijs van arbeid moeten veranderen. Dus moeten de lonen omhoog. En dat gebeurt ook. Houdt de krapte aan, dan gaat die loonstijging door en zal de krapte uiteindelijk afnemen.’ Dat wil zeggen, nuanceert Berendsen: ‘De kwantitatieve krapte, niet de kwalitatieve. Werk dat door een hogere beloning aantrekkelijker wordt, zal mensen wegtrekken uit ander (slechter betaald) werk. Daardoor ontstaan verschuivingen. De huidige arbeidsmarkttekorten zitten vooral in bedrijfstakken waarin je de productiviteit niet zo gemakkelijk kunt verhogen, zoals het onderwijs en de zorg. Bedrijfstakken waar het gaat om mensen en menselijk contact. Het enige dat je daar kunt doen, is de lonen drastisch laten stijgen in de hoop dat mensen zich voor die vacatures zullen interesseren.’ Ook een recessie leidt ertoe dat de krapte op de arbeidsmarkt tijdelijk kleiner wordt. En die recessie komt er geheid, weet Berendsen: ‘Elke 6 tot 10 jaar is er eentje. De laatste was in 2014, dus we zitten al aan het eind van de gebruikelijke tussenliggende periode. Eigenlijk hebben we vorig jaar al een “recessie” gehad, want toen kromp de economie 2 kwartalen achter elkaar: de definitie van een recessie. Maar we hebben er nauwelijks iets van gemerkt. Het zou best kunnen dat de gebruikelijke economische cyclus door corona gereset is. Misschien doet de eerstvolgende recessie zich pas in 2030 voor.’

De ‘heilzame werking’ van loonstijgingen is een element dat Berendsen mist in het rapport Bouwen aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt van McKinsey, dat in juni verscheen. ‘Een blinde vlek’ noemt hij dat. In het rapport schetst het organisatieadviesbureau de mogelijke gevolgen van een drietal trends die de arbeidsmarkt onder druk zetten: naast de door Berendsen al genoemde toenemende krapte en vergrijzing, wordt ook afvlakking van de arbeidsproductiviteit aangewezen. De onderzoekers schatten onder meer in dat de krapte op de arbeidsmarkt in 2030 – als niet wordt ingegrepen – zal verdrievoudigen vergeleken met nu, wat zou leiden tot een tekort aan arbeidskrachten van 1,4 miljoen mensen. ‘Wat McKinsey heeft geproduceerd, is geen prognose’, nuanceert Berendsen. ‘Het is een lijn doortrekken van bepaalde ontwikkelingen en in kaart brengen wat er dan gebeurt. Dat is prima, maar wat in de exercitie ontbreekt, zijn gedragsveranderingen. Als werkgevers geen personeel kunnen vinden, gaan ze iets anders bedenken. Dan installeren ze extra machines, halen personeel uit het buitenland of stoppen met hun bedrijf. Ook werknemers maken keuzes in hun gedrag. Overigens zijn gedragingen ook het moeilijkst te voorspellen. Voor ons, ramers, zijn mensen waardeloze objecten: ze doen helaas nooit wat je wilt of verwacht. Daarom hebben we bij UWV ook gedragswetenschappers in dienst. Die kunnen voorspellen hoe mensen op bepaalde veranderingen reageren. Als ramer heb ik daar overigens nog niet zo veel aan, omdat je dat ook moet kunnen kwantificeren: hoevéél mensen gaan dit of dat doen? En dat is niet zo makkelijk.’

Een toekomstbeeld schetsen, zoals McKinsey deed en zoals UWV al decennia doet, kan een beleidsreactie tot gevolg hebben. Zo’n beleidsreactie was er bijvoorbeeld bij corona: de regering riep vliegensvlug een NOW-regeling in het leven waardoor de torenhoge werkloosheidscijfers die UWV voorspelde, uitbleven. ‘Maar,’ zo benadrukt Berendsen, ‘bij de economie kan dat niet. Die is daarvoor te ingewikkeld. Er is niet een knop waaraan je kunt draaien zodat alles anders wordt. Er zijn veel verschillende actoren die iets moeten gaan doen. Werkgevers bijvoorbeeld moeten investeren in machines, werknemers in hun opleiding. De overheid heeft daar maar een beperkte invloed op. Die kan alleen keuzes maken over migratie bijvoorbeeld, of over de pensioenleeftijd.’

2 oplossingsrichtingen noemt McKinsey essentieel voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt: de productiviteit verhogen door te investeren in technologische innovatie en een ‘trein van baantransities’ realiseren om mensen door omscholing en opwaartse ontwikkeling naar vacatures te begeleiden. Het gemiddeld aantal beroepen per loopbaan zou daartoe moeten stijgen van 1,9 naar 2,4. Berendsen zet vraagtekens bij de baantransities. ‘Waarom zou iemand zich omscholen als de banen voor het oprapen liggen? In de jaren ’80 was er een gigantische werkloosheid. Veel oude industrieën verdwenen en mensen moesten de automatisering in. Hele volksstammen volgden cursussen in de Jaarbeurshallen. Maar toen waren er personeelsoverschotten, nu zijn er tekorten. De prikkel om je om te scholen ontbreekt. Datzelfde geldt voor de aanbeveling van McKinsey dat mensen hun leven lang blijven leren. Op zich is het een juiste constatering dat dit nodig is. Dat stimuleert UWV ook al jaren. Net als dat we bevorderen dat meer mensen aan het werk komen, meer uren gaan werken of kiezen voor werk waar veel vacatures in zijn. Maar bij het zogenoemde Leven Lang Ontwikkelen ontbreekt een duidelijk doel. De motivatie om weer te gaan studeren, moet helemaal uit iemand zelf komen. Dat geldt ook voor die andere ambities: je kunt ze stimuleren en faciliteren, maar het zijn de eigen keuzes van mensen. Die kun je niet veranderen.’

Een nuancering brengt Berendsen ook aan in de voorspelling van McKinsey dat het versneld invoeren van technologische innovaties (automatisering, digitalisering en traditionele en generatieve AI) kan leiden tot een verviervoudiging van de groei van de productiviteit: van 0,4 naar 1,8%. Met name om de verwachte impact van AI moet Berendsen een beetje lachen. ‘Het is pas 1,5 jaar geleden dat het eerste AI-programma op de markt kwam. Elke nieuwe ontwikkeling kent fasen, van hype tot bullshit, et cetera. AI zit nog in de bullshitfase. Het is zeker een serieuze ontwikkeling die de komende 10 jaar een hoop zal doen veranderen, maar niemand kan voorspellen wat de aard van die verandering precies zal zijn. Het enige dat je met zekerheid kunt stellen, is dat praktisch werk en menselijk contact niet zo eenvoudig te vervangen zijn. En dat juist de sectoren waarin de krapte groot is, grotendeels draaien om praktisch werk en menselijk contact. Iedereen wil tegenwoordig een academische titel, maar we hebben behoefte aan verplegers en loodgieters.’

Ondanks de kanttekeningen die hij plaatst bij de conclusies en adviezen van McKinsey, heeft het rapport een nuttige signaalfunctie, vindt Berendsen. ‘Het laat zien: dit gebeurt er als je niks doet.’ Soortgelijk is ook zijn mening over de recente aanbevelingen van de Europese Commissie over de Nederlandse arbeidsmarkt. Daarin wordt de overheid aangespoord meer te doen om de krapte op te lossen en om flexwerk en het aantal zzp’ers terug te dringen. ‘EU‑rapporten komen in nauwe samenwerking met ministeries in de betreffende lidstaat tot stand, dus er staat vaak een boodschap in die het land zelf graag wil uitdragen. De conclusies en aanbevelingen van de EU zijn al vaak naar boven gekomen in diverse nationale onderzoeken en demissionair minister Van Gennip heeft ook een wetsvoorstel van die strekking ter advisering aan de Raad van State voorgelegd. Het EU-rapport dient als extra drukmiddel hiervoor. Voor ons als UWV is het een steun in de rug om de veranderingen door te voeren waar wij al langer mee bezig zijn.’ Hoewel de toekomst voorspellen een hachelijke zaak is, heeft Berendsen er tijdens zijn lange loopbaan tóch een constante in weten te ontdekken, lacht hij. ‘Elke keer als er een groot rapport is verschenen, stort binnen een paar maanden de economie in, dus ik houd mijn hart vast. Zo’n rapport verschijnt natuurlijk omdat er een situatie is ontstaan die dringend onderzocht moet worden. De economie wordt gekenmerkt door een golfbeweging en het rapport is meestal het teken dat we weer op de top van de conjunctuur zitten. Vaak komt dan niet lang daarna de val.’