Onbeperkt aan het werk is het gezamenlijke kennisprogramma van UWV en het ministerie van SZW rond de re-integratie van mensen met een arbeidsongeschiktheids- of ziektewetuitkering. Binnen dit programma heeft UWV onderzoek laten doen naar de effectiviteit van de re-integratiedienstverlening aan mensen met een WGA-uitkering [zie kader]. Aanleiding daarvoor was dat UWV om extra financiële middelen voor intensievere dienstverlening had gevraagd. De regering heeft deze toegekend onder voorwaarde dat een onderzoek zou worden uitgevoerd naar de effecten van de dienstverlening. ‘De intensieve dienstverlening omvat gemiddeld vier gesprekken per cliënt per jaar met een adviseur van UWV, tegenover gemiddeld twee gesprekken in reguliere dienstverlening’, zegt Daniëlle van Scheppingen, domeinhouder Arbeidsbemiddeling en Re-integratie bij het WERKbedrijf van UWV. ‘We wilden weten wat die intensieve dienstverlening oplevert.’ 

Jaarlijks krijgen ongeveer 25 duizend mensen met een WGA-uitkering ondersteuning van UWV bij het vinden van werk. Het onderzoek laat zien dat een groot deel van deze cliënten (nog) niet bezig is met werk; ze voelen zich te ziek, zijn nog niet bezig met het zoeken van werk en een substantieel deel verwacht geen werk meer te vinden. Re-integratie van deze mensen is dan ook geen eenvoudige opgave.

Gedurende 3 jaar werd onder 18 duizend WGA-cliënten onderzoek gedaan. Deze waren verdeeld in drie groepen: cliënten die intensieve dienstverlening kregen, cliënten met reguliere dienstverlening en een controlegroep die helemaal geen dienstverlening ontving Uit het onderzoek blijkt dat van de cliënten met intensieve dienstverlening 3,2% meer aan het werk gaat dan cliënten uit de controlegroep. Dat lijkt een bescheiden percentage, maar Van Scheppingen schetst het perspectief: ‘In absolute aantallen gaat het om zo'n 800 mensen per jaar die weer meedoen in de maatschappij, dus dat is sowieso een mooi resultaat. Bovendien is die 3,2% vergelijkbaar met de uitkomsten van vergelijkbare onderzoeken naar re-integratiedienstverlening in andere landen.’ 

Het daadwerkelijke verschil tussen de effecten van intensieve en reguliere dienstverlening is klein. Volgens Van Scheppingen komt dat mede doordat vanuit de parlementaire onderzoekscommissie voor de kinderopvangtoeslag (POK) halverwege de onderzoeksperiode extra middelen beschikbaar kwamen voor meer aandacht voor de menselijke maat in de dienstverlening. ‘Deze extra middelen werden vooral benut in de reguliere dienstverlening waardoor, het contrast in het aantal gesprekken tussen die twee groepen kleiner werd. Dat maakt het lastig maakt om de verschillen in effecten te meten. Maar waar het om gaat is dat is aangetoond dat de dienstverlening van UWV, of die nou intensief of regulier is, wel degelijk uitmaakt wanneer je deze twee groepen vergelijkt met de controlegroep zonder dienstverlening.’

Naast toegenomen werkhervatting zijn er ook andere effecten gemeten. Zo zetten cliënten dankzij re-integratiedienstverlening meer stappen op de participatieladder.  Die bestaat uit zes treden en is een manier om inzichtelijk te maken hoe ver mensen verwijderd zijn van betaald werk. Het onderzoek laat ook zien dat het welbevinden van mensen toeneemt door dienstverlening; cliënten die intensieve dienstverlening kregen, geven een hoger cijfer aan hun leven en het vertrouwen in eigen kunnen neemt toe. Van Scheppingen benadrukt het belang van deze ‘zachtere’ effecten: ‘UWV wil zoveel mogelijk mensen aan het werk helpen. Maar niet iedereen redt dat meteen en er moeten ook voldoende werkgevers zijn die deze mensen in dienst willen nemen. Dan zijn kleinere stappen richting werk óók een succes.’

UWV werkt continue aan het verbeteren van de re-integratiedienstverlening. Dit onderzoek laat zien dat ons pakket aan dienstverlening breed genoeg is. Het gaat erom dat we het op de juiste manier inzetten. Dit vraagt veel van het vakmanschap van de re-integratiemedewerkers, zeker omdat de situatie van cliënten complexer is geworden door een toename van het aantal mensen met psychische en multiproblematiek. 

Aan dat vakmanschap wordt momenteel hard gewerkt, wat strookt met de visie van UWV als lerende organisatie. Zo gaan we volgend jaar onderzoek doen naar het professioneel handelen in de re-integratiedienstverlening. Daarbij wordt ook gekeken naar manieren om de professional te ondersteunen, bijvoorbeeld door het Kader Methodische Aanpak Re-integratie en instrumenten waarmee belemmerende en bevorderende kenmerken van de cliënt gestructureerd in beeld worden gebracht. Verder voeren we al functieontwikkeltrajecten door en vernieuwen we de opleidingen, zodat iedere professional bij UWV beter in staat is om onze cliënten te begeleiden van cliënten. 

Want het is maatwerk, iedere cliënt anders is. Je moet goed kunnen inschatten wat iemand nodig heeft. Dat vraagt om motiverende gesprekstechnieken, kennis van het hele dienstverleningspakket en de vaardigheid om iemands belemmeringen helpen om te zetten in mogelijkheden. ‘Belangrijk hierbij is om de cliënt niet alleen te zien als uitkeringsgerechtigde die aan werk moet worden geholpen, maar ook en vooral als mens’, zegt Van Scheppingen tot slot. ‘Het mooie is dat die twee dingen samengaan. Want we weten dat veel mensen door werk weer het gevoel hebben mee te doen en daarvan gelukkiger worden.’

Als je tussen de 35 en 80 procent arbeidsongeschikt bent, heb je recht op een WGA-uitkering (Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). Je komt daar ook voor in aanmerking als je meer dan 80 procent arbeidsongeschikt bent, maar wel uitzicht hebt op (gedeeltelijk) herstel.