Nederland heeft, óók internationaal gezien, nog veel onbenut arbeidspotentieel. Dit komt omdat veel mensen in deeltijd werken. Van hen wil 1 op de 10 meer uren werken. Hierdoor zijn er ongeveer 500.000 onderbenutte deeltijders. Daarnaast zijn er nog werklozen en zogenoemde semiwerklozen die behoren tot het onbenut arbeidspotentieel.
Het onbenut arbeidspotentieel bestaat volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uit de volgende 3 groepen:
- Personen die geen betaald werk hebben, maar daar wel recent naar hebben gezocht en ook direct beschikbaar zijn (werklozen).
- Personen die geen betaald werk hebben en daar niet recent naar hebben gezocht, maar wel direct beschikbaar zijn. Of andersom: wel recent hebben gezocht, maar niet direct beschikbaar zijn (semiwerklozen).
- Deeltijdwerkers die meer uren willen werken en daar ook direct beschikbaar voor zijn (onderbenutte deeltijdwerkers).
Volgens het CBS behoorden in 2021 1,3 miljoen personen van 15 tot 75 jaar tot het onbenut arbeidspotentieel. Daaronder vallen veel onderbenutte deeltijders, namelijk 540.000 (42%). Daarnaast waren er 408.000 werklozen (31%) en 350.000 semiwerklozen (27%). Uit eerder onderzoek blijkt dat niet alleen werklozen, maar ook semiwerklozen vaker werk vinden dan niet-werkenden die geen werk zoeken en ook niet beschikbaar zijn.
Maar liefst 44% van het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit jongeren van 15 tot 27 jaar. In Nederland is het gebruikelijk dat veel jongeren al tijdens de schooltijd actief zijn op de arbeidsmarkt, een bijbaantje zoeken of meer uur willen werken. Hierdoor bestaat een groot deel van het onbenut arbeidspotentieel uit jongeren.
Van het totale onbenutte arbeidspotentieel van 1,3 miljoen in 2021 stonden 295.000 personen bij UWV geregistreerd als werkzoekende (23%). Maar dit percentage verschilt sterk per leeftijdscategorie. Slechts 5% van de jongeren tussen de 15 en 27 jaar uit het onbenut arbeidspotentieel was bij UWV geregistreerd als werkzoekende. Terwijl van alle personen vanaf 55 jaar tot en met de AOW-leeftijd 47% stond geregistreerd. Een groot deel van het onbenut arbeidspotentieel betreft jongeren die niet in beeld zijn bij UWV.
Gemiddeld is dus bijna een kwart van het onbenut arbeidspotentieel bij UWV ingeschreven als werkzoekende. Er zijn wel verschillen per groep. Van de werklozen is dit aandeel het hoogst (37%) en bij onderbenutte deeltijders het laagst (9%). Van de semiwerklozen is 27% als werkzoekende ingeschreven bij UWV.
Het aandeel werklozen dat een WW-, Arbeidsongeschiktheids- (AO)- of bijstandsuitkering ontvangt hangt sterk samen met de leeftijd, zoals blijkt uit onderstaand figuur. Gemiddeld ontvangt 1 op de 3 werklozen een dergelijke uitkering, maar bij jonge werklozen is dit slechts 6% en bij oudere werklozen is dit 60%.
Omgekeerd is bekeken welk deel van de ingeschreven werkzoekenden tot het onbenut arbeidspotentieel behoort. Gemiddeld valt 27% van de geregistreerde werkzoekenden onder het onbenut arbeidspotentieel, maar dit verschilt bijvoorbeeld sterk per soort uitkering.
Opvallend is dat slechts een klein deel van de uitkeringsgerechtigden behoort tot het onbenut arbeidspotentieel en omgekeerd: een klein deel van het onbenut arbeidspotentieel is geregistreerd als werkzoekende. Zo ontvangen veel werklozen geen uitkering en zijn veel uitkeringsgerechtigden niet werkloos.
De mogelijkheden om de krapte te bestrijden met de inzet van geregistreerde werkzoekenden zijn daarom beperkt. Dit neemt niet weg dat bijna 300 duizend geregistreerde werkzoekenden beschikbaar zijn voor (meer) werk. Interventies die ervoor zorgen dat een nog groter deel zich beschikbaar stelt voor de arbeidsmarkt kunnen nuttig zijn. Het onbenut arbeidspotentieel, dat nog niet is geregistreerd als werkzoekende, kan door gerichte ondersteuning misschien vaker substantiële en duurzame banen vinden of worden voorgelicht over onderwijs en scholing. De toekomstige Regionale Werkcentra kunnen hierbij een belangrijke rol spelen.
Interesse in meer gedetailleerde informatie over 2021 of meer actuele, maar minder gedetailleerde, gegevens?