Nederland heeft de meest krappe arbeidsmarkt van Europa, na Duitsland en Tsjechië. Dit zijn de enige Europese landen met meer openstaande vacatures dan werklozen. In Nederland nam de krapte de laatste 6 jaar het hardst toe.
In Europa zijn 27 miljoen mensen in meer of mindere mate beschikbaar voor (meer) werk. In Nederland bestaat het grootste deel van dit ‘onbenut arbeidspotentieel’ uit deeltijdwerkers die meer willen en kunnen werken. Van alle 27-EU-landen heeft Nederland het hoogste percentage zogeheten ‘onderbenutte deeltijders’.
Voor Nederlandse werkgevers bieden andere Europese landen volop wervingsmogelijkheden. In 2023 was voor 125 van de 194 Nederlandse tekortberoepen (64%) in minstens 1 ander Europees land een overschot aan personeel. Er is een samenhang met het beroepsniveau: hoe hoger dat is, des te kleiner de overschotten in andere landen.
Tussen 2021 en 2022 steeg de netto-migratie (immigratie minus emigratie) in Nederland van 93.000 naar 186.000. Vluchtelingen uit Oekraïne vonden vrij snel hun weg naar de arbeidsmarkt, terwijl asielzoekers en statushouders veel meer moeite hadden om aan het werk te komen.
Arbeidsmigranten vanuit Europa vinden vaak werk, maar in veel gevallen in laagbetaalde en onzekere banen. Sommige sectoren, zoals de uitzendbranche, landbouw en logistiek, zijn sterk afhankelijk van de inzet van deze Europese immigranten.
Kennismigranten hebben een sterkere positie op de arbeidsmarkt. Veel van hen werken in de zakelijke dienstverlening of ICT. Driekwart verdient minstens 25 euro per uur. Ook de instroom van internationale studenten op de Nederlandse arbeidsmarkt kan verlichting geven aan personeelstekorten.
Migratie lijkt maatschappelijk en economisch gezien zinvol om de krapte te verkleinen voor cruciale tekortberoepen, vooral als het gaat om hooggekwalificeerd personeel (techniek, ICT, zorg, onderwijs). Voor overige beroepen zijn er mogelijk andere oplossingen, zoals het onbenut arbeidspotentieel beter benutten of arbeidsbesparende technologie inzetten.