De economische krimp in het eerste kwartaal van 2023 bedroeg -0,4% en in het tweede kwartaal -0,2%. Deze krimp valt in het niet bij het tweede kwartaal 2020, toen de economie door de lockdown in één maand met 8,3% kromp. De economische teruggang is dus gering.
Nederland heeft de coronacrisis economisch gezien uitstekend doorstaan. In vergelijking met andere landen was er veel minder krimp tijdens de coronaperiode. Ook herstelde Nederland zich daarna sneller en sterker. De Nederlandse economie groeide sinds het vierde kwartaal van 2019 met 6%. In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk was er in deze periode helemaal geen economische groei.
In grote lijnen hebben de hoge overheidsuitgaven, gericht op het behoud van banen en inkomen tijdens de coronaperiode, heel goed uitgepakt. Het is alleen maar logisch dat de economie nu in een lagere versnelling terechtkomt, terwijl andere landen nog in de herstelfase zitten. Bovendien is de rente verhoogd om de inflatie te beteugelen. Daardoor werd de oververhitte economie bewust geremd.
Het economisch beeld is in de eerste helft van 2023 negatiever geworden, wat past bij een lagere economische groei of zelfs krimp. Het consumentenvertrouwen is laag, maar verbeterde wel tussen januari en juni. De productie en export van de industrie liepen terug.
Een belangrijke reden voor de economische krimp in de eerste helft van 2023 is de afname van de consumptieve bestedingen van huishoudens. Het tijdens corona opgebouwde spaargeld raakt op en de hoge inflatie raakt iedereen. Dat het aantal faillissementen iets oploopt is niet vreemd na een periode met zeer weinig faillissementen.
De investeringen groeiden en op de arbeidsmarkt was weinig te merken van een recessie.
Enkele feiten over de arbeidsmarkt in de eerste helft van 2023 laten zien dat enige economische krimp niet meteen merkbaar is op de arbeidsmarkt:
- Het aantal werkenden is met 41.000 toegenomen (na seizoencorrectie).
- Binnen de Europese Unie zijn nergens zoveel 15- tot 75-jarigen aan het werk als in Nederland.
- Het werkloosheidpercentage bleef laag en was nagenoeg stabiel (rond 3,5%).
- Het aantal WW-uitkeringen is in het eerste kwartaal gestegen, maar in het tweede kwartaal weer gedaald.
- Het aantal openstaande vacatures is alleen in het tweede kwartaal licht gedaald.
- Het aantal uitzenduren is met een zesde afgenomen tegenover de eerste helft van 2022. Dit kan een voorbode voor de toekomst zijn, maar kan ook het gevolg zijn van meer vaste krachten en meer zzp’ers.
- De spanning op de arbeidsmarkt is gelijk gebleven en blijft onverminderd hoog.