De hoeveelheid werk in de agrarische en groene sector wisselt per seizoen. In de zomermaanden is er relatief veel werk en daalt de WW-instroom. Van november tot en met januari is er minder werk en stijgt het aantal nieuwe WW-uitkeringen. In de agrarische en groene sector geldt dit vooral voor:
- productiemedewerkers
- seizoenskrachten
- medewerkers bloemen- en plantenkwekerij
- medewerkers groentekwekerij
- medewerkers hoveniersbedrijf en groenonderhoud
Van de mensen in deze beroepen vond in 2023 zo’n 70% direct na hun WW-uitkering weer een baan. Ongeveer 7 op de 10 seizoensarbeiders gingen weer aan de slag in de agrarisch en groene sector, vaak met een tijdelijk contract. Een minderheid stapte over naar een ander beroep.
Werknemers die niet meer naar de agrarisch en groene sector terugkeerden, kozen vaak voor een technisch beroep. Bijvoorbeeld als inpakker of operator in de proces- en levensmiddelenindustrie. Anderen vonden een baan als magazijnmedewerker, chauffeur of orderpicker. Ook gingen er mensen aan de slag in een dienstverlenend beroep, zoals in de schoonmaak of horeca.
De beste baankansen hebben seizoensarbeiders die willen werken als operator in de proces- en levensmiddelenindustrie. Voor dit beroep is er relatief weinig concurrentie onder werkzoekenden. Wel is er voor dit beroep een specifieke opleiding nodig. Daarom zal de overstap niet voor iedereen haalbaar zijn.
Er zijn ook werknemers in de agrarisch en groene sector die tijdens de winterperiode een andere baan hebben. Met zo’n combinatiebaan hoeven zij geen beroep op de WW te doen. Werknemers met combinatiebanen hebben soms een arbeidsovereenkomst met 2 werkgevers tegelijk. Het komt ook voor dat zij door hun werkgever bij een andere werkgever worden gedetacheerd. Werkgevers kunnen op deze manier goede medewerkers beter behouden. Bij detachering is het belangrijk om goede afspraken te maken, omdat cao’s van bedrijven kunnen verschillen.