SEO Economisch Onderzoek en Elsevier Weekblad hebben onderzoek verricht naar de arbeidsmarktsituatie van afgestudeerden. Op basis hiervan heeft UWV een vervolgonderzoek gedaan. Er zijn 72 wo-masteropleidingen met elkaar vergeleken en gerangschikt op basis van de arbeidsmarktpositie, zowel bij de start op de arbeidsmarkt als na 10 jaar na afstuderen.
Bij de start van hun loopbaan, hebben afgestudeerden van de opleiding tandheelkunde de beste arbeidsmarktpositie, gevolgd door afgestudeerden fiscale economie en econometrie. Het hebben van een succesvolle arbeidsmarktpositie is gebaseerd op hoe lang het duurt om een baan te vinden, het uurloon, het jaarinkomen en of iemand een vaste baan heeft. 10 jaar na afstuderen bestaat de top drie nog steeds uit mensen met de opleiding tandheelkunde en fiscale economie, aangevuld met ‘finance’ (opleidingen in de financiële richting). Masteropleidingen met een relatief goede startpositie blijven het over het algemeen goed doen op de arbeidsmarkt. Het jaarinkomen uit werk na de opleiding tandheelkunde is 10 jaar na afstuderen ruim drie keer zo hoog als werkenden met een afgeronde opleiding archeologie.
Bij de start van hun loopbaan hebben afgestudeerden van letterkunde, archeologie en kunst- en cultuurwetenschappen de zwakste arbeidsmarktpositie. 10 jaar na hun afstuderen hebben werkenden met een afgeronde opleiding archeologie, neurowetenschappen en letterkunde de meest ongunstige arbeidsmarktpositie. Er is meestal geen inhaalslag bij opleidingen met een (zeer) matige startpositie en soms verslechtert de arbeidsmarktpositie zelfs ten opzichte van andere studies, wanneer naar de langere termijn wordt gekeken. Dat is bijvoorbeeld het geval bij archeologie en theologie.
Deze uitkomsten zijn geschikt om de studiekeuzevoorlichting te verbeteren. Naast interesses en capaciteiten, kunnen kansen op de arbeidsmarkt een overweging zijn bij het maken van een studiekeuze. Een meer transparante markt draagt bij aan een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Het kan ertoe leiden dat minder studenten kiezen voor opleidingen met matige arbeidsmarktperspectieven. Ook kan betere informatievoorziening leiden tot minder spijt achteraf.