‘Als kamerlid krijg je veel dossiers op je bureau. Met mensen op de werkvloer praten heeft toegevoegde waarde. Het is toch vaak een andere werkelijkheid dan die op papier. Daarom ga ik een, soms meer keren per week op werkbezoek.
Bij UWV was ik voor het laatst in 2010. Toen werd ik als 18-jarige Wajonger voor 80-100 procent afgekeurd, ik zie namelijk nog maar voor 4 procent. Niet de beste ervaring dus. Maar ik weet dat die afkeuring met de beste intenties werd gedaan en ik voel geen rancune naar UWV ofzo. Tijdens het werkbezoek heb ik de sfeer geproefd op het KlantContactCenter. De medewerkers waren erg service- en klantgericht en gingen heel netjes en deskundig om met klanten die geïrriteerd waren. Dat viel me op.
De mensen van de Maatwerkplaats lieten ons zien met welke lastige dilemma’s UWV te maken heeft. Heel goed zo’n team, die werkwijze leidt tot zorgvuldige besluiten. UWV’ers hebben vaak wel de bereidheid om een probleem op te lossen, maar voelen niet altijd de vrijheid om maatwerk te leveren. Het komt nog te vaak voor dat er eerder naar de letter dan naar de bedoeling van de wet wordt gehandeld. Dat zit ook wel in de cultuur van UWV; mensen zijn van oudsher gewend om wetten en regels uit te voeren. Maar de politiek is daar medeschuldig aan. Wij – ik ook – hebben de neiging om over ieder incident Kamervragen te stellen. Ik kan me voorstellen dat UWV-medewerkers daardoor terughoudend worden en dat moeten we niet willen.
Ervaringen van dit soort bezoeken delen we met elkaar in de fractie. Met behulp van moties bijvoorbeeld zullen wij er zeker alert op zijn dat wetten meer ruimte voor maatwerk bieden. Dit werkbezoek heeft bijgedragen aan het besef dat politici meer “ambtelijke sensitiviteit” moeten ontwikkelen. Meer gevoel voor de problemen van de uitvoering, voor de impact die een wet heeft op de samenleving. Daar ben ik UWV wel dankbaar voor.
Als kamerleden bemoeien wij ons graag overal tegenaan, maar UWV weet heel goed waar het mee bezig is. Wij politici moeten de grote lijnen in de gaten houden en verder vooral niet te veel in de weg lopen.’