Dit artikel is onderdeel van een tweeluik. Dit is deel 1.

‘Ongekend onrecht’ is de titel van een indringend rapport over de kinder­toe­slagen­­affaire. De conclusies waren pijnlijk en hadden een breed maatschappelijk effect. Mede naar aanleiding van dit rapport werd ruim een jaar na het uitkomen ervan een parlementaire enquêtecommissie in het leven geroepen die in bredere zin ingaat op het functioneren van de overheid. ‘Het is een breed opgezette enquête waarin fraudebeleid en fraudebeleid in relatie tot dienstverlening van acht departementen, de Belastingdienst, Stichting Inlichtingenbureau en UWV onder de loep worden genomen,’ zegt UWV-beleidsadviseur Hilde Krol. ‘Een kern­aspect zal de ontwikkeling zijn over de jaren van fraudebeleid en met name fraude­bestrijding, hoe dit in de praktijk heeft doorgewerkt en welke politieke keuzes daaraan ten grondslag lagen.’

Afgelopen februari ging de parlementaire commissie van start met het verzamelen van schriftelijke gegevens. UWV werd gevraagd documenten met betrekking tot fraude-gerelateerde onderwerpen van de afgelopen 20 jaar aan te leveren, verdeeld over 36 onderwerpen of ‘vorderingen’ zoals in het onderzoek worden genoemd. Alexa Holtman, strategisch beleidsadviseur bij UWV: ‘Het gaat om vele tienduizenden documenten, waaronder vergaderverslagen, agenda’s en e-mails. Het is niet alleen de hoeveelheid documenten, maar ook de wijze waarop ze moeten worden aangeleverd die de nodige tijd vraagt, vervolgt Holtman: ‘We moeten bijvoorbeeld aangeven welke documenten of delen van documenten na afloop van de enquête openbaar mogen worden gemaakt en welke niet. En er speelt nog iets anders. Als werkgever hechten we aan de bescherming van de privacy van onze medewerkers en cliënten. De commissie wil bijvoorbeeld ook graag het e-mailverkeer inzien van verschillende (oud-) bestuurders, (oud-)directeuren en enkele medewerkers. Dat heeft persoonlijke impact en moet daarom gepaard gaan met de nodige waarborgen op het gebied van privacy. Het zijn zaken waarover we dan ook het gesprek aangaan met de griffie van de commissie.’

Naar verwachting wordt na deze gesprekken de schriftelijke fase van het onderzoek afgesloten. Vervolgens is het de bedoeling dat eind dit jaar de zogeheten informele gesprekken starten met medewerkers van de verschillende partijen. Krol: ‘Deze gesprekken zijn voornamelijk bedoeld om de aangeleverde documenten van context te voorzien, om ze als het ware in te kleuren. De commissie bepaalt wie zij oproepen. Wij ondersteunen het proces en zorgen voor de inhoudelijke voorbereiding. Dat geldt uiteraard ook voor onze mensen die worden opgeroepen voor de openbare verhoren die daarop zullen volgen.’

Een parlementaire enquête is het zwaarste middel dat de Tweede Kamer ter beschikking heeft om onderzoek te doen naar het functioneren van de overheid. Krol: ‘Het is belangrijk dat we met deze enquête lessen trekken voor de toekomst. Onze wens is dat de parlementaire enquête ook laat zien dat door betere samen­werking tussen de verschillende instanties en overheden de dienstverlening aan burgers kan worden verbeterd. Dat we echt naar elkaar willen luisteren en elkaars perspectieven willen begrijpen. Het functio­neren van de overheid krijgt uiteindelijk vorm door de dynamiek tussen politieke keuzes, vorming van beleid en de daad­werkelijke uitvoering ervan.’

Naast UWV zijn ook de Belastingdienst en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betrokken bij de parlementaire enquête. Hoe bereiden zij zich hierop voor?

Annemiek Wissink staat aan het hoofd van een door de Belastingdienst speciaal voor de parlementaire enquête Fraudebeleid en Dienstverlening opgericht team.

Het team, dat bestaat uit elf vaste mensen, aangevuld met zo’n veertig uitzendkrachten, is gesplitst in twee onderdelen – één die zich bezighoudt met het proces, de ander met de inhoud. Wissink: ‘De eerste richt zich primair op de zoektocht naar de voor de parlementaire commissie relevante documenten. Waar moeten we zoeken? Hoe gaan we zoeken? Welke zoektools zijn daarvoor nodig? Hoe leggen we vast wat we waar hebben gevonden en welke afwegingen we daarbij hebben gemaakt? De hele zomer hebben we met tachtig mensen doorgewerkt om zo’n 600.000 documenten door te vlooien. Een gigantisch klus die een stevig beslag legt op onze organisatie, niet in de laatste plaats op de IT-capaciteit.’

Het andere deel van het team Parlementaire

Enquête­commissie BD richt zich op het analyseren van de gevonden informatie en de politiek-bestuurlijke analyse. Wissink: ‘De enquête is ontzettend breed opgezet en, zo heb ik de indruk, vooral ingesteld om van elkaar te leren in plaats van elkaar de maat te nemen. Wat is er nodig voor een betere samenwerking tussen beleid en uitvoering zodat burgers niet langer in de knel geraken? Hoe regel je betere afstemming tussen de verschillende overheidsinstanties? Hoe gaan we, kortom, een tweede kindertoeslagenaffaire voorkomen? Als dat het resultaat is van de enquête is die wat mij betreft al meer dan geslaagd.’

Bert Hiemstra is projectleider van Project 10, een team van ongeveer tien mensen dat voor het ministerie van SZW de werkzaamheden voor de parlementaire enquête Fraudebeleid en Dienstverlening coördineert en regisseert.

Hiemstra: ‘In de organisatie waren op een zeker moment zo’n 150 mensen bezig met het zoeken en beoordelen van documenten en het opstellen van inlichtingen. Het legde een zodanig beslag op de organisatie dat het reguliere werk soms op een lager pitje moest worden gezet. Ons is gevraagd om dertig jaar terug in de tijd te gaan. Dat betekent dat niet alleen ons digitale archief, maar ook ons papieren archief, dat in grote, beveiligde hallen in Winschoten is opgeslagen, moest worden doorgenomen. Een monnikenwerk. Ook moesten we naar het Nationaal Archief voor nog oudere documenten. Uiteindelijk hebben we ruim 100.000 documenten digitaal aangeleverd aan de commissie, waarbij de hulp van de informatie­specialisten van Doc-Direct en SSC-ICT, beide onderdeel van het ministerie van BZK, onmisbaar was. Niet alleen bij het toepassen van een geavanceerde zoektool, maar ook bijvoorbeeld bij het herstellen van oude mailboxen en bij de autorisatie van de mensen die voor ons de archieven doornamen.’

‘Bij aanvang van onze werkzaamheden hebben we drie uitgangpunten geformuleerd. De eerste is openheid, we willen de parlementaire enquêtecommissie zo goed mogelijk van dienst zijn. Het creëren van een veilige omgeving voor onze medewerkers is een ander uitgangspunt. We hebben afspraken met de commissie over de vertrouwelijke omgang met persoonsgegevens en we gaan collega’s geen zaken nadragen die zij tien, twintig jaar geleden met de beste bedoelingen hebben gedaan. Ten derde willen we als SZW oprecht lessen trekken voor de toekomst. Gelukkig, zo heb ik de indruk, zit de parlementaire commissie ook op deze lijn. Na de rapporten over de kinderopvangtoeslagenaffaire en de uitvoeringsorganisaties beseften we allemaal al dat zaken anders moesten worden aangepakt. Daarmee is inmiddels flink vooruitgang geboekt. Kijk alleen al hoe de samenwerking tussen UWV en SWZ de laatste jaren is verbeterd. Het eindrapport van deze parlementaire commissie zal voor alle betrokken organisaties hopelijk ook een steun in de rug zijn om op de ingeslagen weg voort te gaan.’