Kim Putters is aangetreden in een ‘bijzondere tijd’, met talloze crises, die stuk voor stuk het werkterrein van de SER raken. Over zijn ervaringen in de afgelopen maanden vertelt hij: ‘Ik voel bij iedereen veel urgentie om de problemen aan te pakken. Tegelijkertijd zie ik ook handelings-verlegenheid, een zekere crisismoeheid en een gevoel van: zijn we wel het goede aan het doen? Dat is misschien een kenmerk van deze tijd: we weten het niet precies, er speelt zoveel tegelijk dat het niet zo duidelijk is wat de beste oplossing is.’
‘Brede welvaart’ was al speerpunt in de middellange termijnvisie (2021-2025) van de SER. Duurzaamheid en inclusiviteit zijn twee voorwaarden voor het bereiken ervan. Putters is blij dat het kabinet de SER-visie heeft omarmd, al is niet zeker of het álle adviezen rond de arbeidsmarkt zal over-nemen; de details worden nog besproken. De voorzitter legt uit waarom duurzaam-–heid zo belangrijk is: ‘Onze economie zit in een overgangsfase. We komen uit een industrieel model. Kenmerk daarvan is dat we een groot beroep doen op natuurlijke hulpbronnen en menselijk kapitaal. Die gebruiken we om onze economische groei te bekostigen. Maar in die twee pijlers is een enorme schaarste ontstaan. Door de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis die erop volgde, is dat nog pijnlijker duidelijk geworden. Je kunt mens en natuur niet blijven uitputten.’ In een toekomstig economisch model is het daarom nodig ‘een stap terug te doen’. ‘We zullen het anders moeten aanpakken: technologie slimmer inzetten, meer gebruikmaken van AI (artificial intelligence, red.), digitaliseren. Werk zal niet meer automatisch in de ’oude’ economie worden gevonden, het zal van karakter veranderen. De keuzes die je daarbij maakt, zijn niet vrijblijvend. Ze zullen ten koste gaan van sommige bedrijvigheid. Bedrijven en sectoren moeten zich omvormen om te kunnen verduurzamen. Daar hebben ze zelf een verantwoordelijkheid in, maar de overheid heeft ook de plicht ze ondersteuning te bieden. Rechtvaardigheid vind ik daarbij een belangrijk begrip. Zowel werknemers als werkgevers moeten ervan op aan kunnen dat zij niet alleen achterblijven. Dat ‘leaving no one behind’ wordt een uitgangspunt in onze advisering.’
‘Zowel werknemers als werkgevers moeten ervan op aan kunnen dat zij niet alleen achterblijven’
Rechtvaardigheid raakt ook aan het minstens even belangrijke ingrediënt van de brede welvaart die Putters en de SER voor ogen staat: inclusiviteit. ‘Sociale ongelijkheid en wat dat doet met het onbehagen in de samenleving zijn te lang – en nog steeds – onderschat, we hebben er als samenleving van weggekeken. Te veel groepen blijven achter, wat lang niet altijd hun eigen schuld is. En dat terwijl we aan de andere kant grote personeelstekorten hebben. Voor die groepen moet je extra aandacht hebben: wat hebben zij nodig om mee te kunnen komen?’
Want meedoen is belangrijk, benadrukt Putters: ‘Werk is voor de meeste mensen nog steeds de belangrijkste route naar deelname aan de samenleving. Arbeid is essentieel voor een samenleving waarin mensen volwaardig kunnen participeren, volwaardig burger kunnen zijn. Brede welvaart hangt ook sterk samen met ondernemerschap en zo weer met het menselijk kapitaal dat nodig is om die welvaart op peil te houden. Je moet je boterham kunnen verdienen en tezamen moeten we het geld verdienen voor de voorzieningen voor mensen die dat níét zelf kunnen. We hebben daarbij iedereen nodig de komende jaren.’
Streven naar duurzame en inclusieve groei is een van de drie doelen van de SER. Daarbij hoort het streven naar een ‘ideale arbeidsmarkt’, een arbeidsmarkt waarin werkloosheid ook zoveel mogelijk wordt voorkomen. Een ander doel is het vergroten van de mogelijkheden om (meer) te werken. ‘Denk aan het combineren van werk met zorg of leren. Het is, voor bijvoorbeeld jongeren en mantelzorgers, steeds normaler om te multitasken. De ideale arbeidsmarkt faciliteert dat. Uitdaging is overigens wel dat we tegelijkertijd voldoende productief moeten blijven. De SER adviseert de regering onder meer om het financieel aantrekkelijker te maken als je meer uren wilt gaan werken, dat is het nu namelijk niet.’ Derde doel waar de SER zich op richt, is een redelijke inkomensverdeling. ‘Iedereen moet een fatsoenlijke boterham kunnen verdienen met werken. Ik zie nog steeds grote groepen ’werkende armen’: mensen die met een of twee banen toch niet genoeg verdienen om in hun onderhoud te voorzien. Daarover hebben we advies uitgebracht, we pleiten voor werk- én inkomenszekerheid voor iedereen. Dat duo is wezenlijk voor volwaardig burgerschap.’ Een leven lang ontwikkelen (LLO), een concept dat door de overheid nadrukkelijk wordt gestimuleerd, en de toegang tot scholing zijn daarbij eveneens cruciaal, vindt Putters. ‘We moeten kijken naar hoe we ’een leven lang ontwikkelen’ zo effectief mogelijk kunnen organiseren. Mensen moeten er op tijd mee kunnen beginnen. Niet pas als ontslag dreigt of als je werkloos bent geworden, dat is te laat. Het positieve van de ontwikkelingen op dit moment vind ik dat wordt gezocht naar manieren om LLO gefinancierd te krijgen en er een stevige infrastructuur voor neer te zetten waar we de komende jaren van op aan kunnen.’ Putters haast zich eraan toe te voegen dat er nadrukkelijk ook aandacht moet zijn voor ‘informeel leren’, door coaching on the job bijvoorbeeld, en voor de waardering van skills (vaardigheden) in plaats van alleen opleidingsniveau.
‘We moeten kijken naar hoe we ‘een leven lang ontwikkelen’
Gevraagd naar de bijdrage van UWV in het verbeteren van de arbeidsmarkt en het voorkomen van werkloosheid, antwoordt Putters: ‘UWV kan enorm veel betekenen, haar rol wordt alleen maar groter. Ik heb ook al gesprekken gehad met de directie, want ik wil onder meer dat we als SER beter gaan kijken naar de uitvoerbaarheid van onze adviezen. Daarin wordt UWV een belangrijke gesprekspartner.’
Hij noemt een paar andere zaken. Zo kan UWV mensen informeren over en motiveren voor het nieuwe werk dat zal ontstaan en ze in de overgang ernaartoe faciliteren. Om de inclusieve arbeidsmarkt te bevorderen heeft UWV een belangrijke rol in het bemiddelen tussen werkgevers en bedrijven enerzijds en onder meer mensen met een arbeidsbeperking anderzijds. Ook kan UWV helpen om de skills en ervaringen van mensen, naast hun diploma’s, zichtbaar te maken. ‘Ik zie dat de regionale arbeidsmarkt daarin steeds belangrijker wordt. Je hebt regionale partijen nodig om mensen een goede stageplek of onderwijs te bieden. UWV staat midden in dat veld en is onmisbaar om mensen niet alleen van werk naar werk, maar ook van niet-werk naar werk te begeleiden.’ Putters juicht de regionale mobiliteitsteams dan ook van harte toe. ‘Grote thema’s als digitalisering en verduurzaming klinken altijd ver weg. Het is juist in de regio dat ze voelbaar worden, doordat een bedrijf verdwijnt of het werk verandert bijvoorbeeld. Dat heeft weer invloed op de omgeving, op woningbouw, op voorzieningen. De regionale arbeidsmarkt zit daar bovenop en kan die ontwikkelingen ondersteunen, dat doe je niet vanuit Den Haag. De regionale werkcentra – met sociale partners als cruciale partners – vervullen daarin een belangrijke rol. Want dat geloof ik echt: de ’rechtvaardige transitie’ zal alleen lukken als we gezamenlijk de schouders eronder zetten.’