Dit artikel is onderdeel van een tweeluik. Dit is deel 2.
Johannes Kopf werkt al een groot deel van zijn loopbaan in de arbeidsvoorziening – en met groot genoegen. ‘Als AMS-directeur mag ik een grote organisatie aansturen op het snijvlak van politiek en arbeidsmarkt. Met langetermijnbeleid proberen we de grote schommelingen op korte termijn op te vangen – en dat op een terrein met grote maatschappelijke impact,’ zegt hij. ‘Ik heb de leukste baan van Oostenrijk.’
Hoe veranderlijk het werkveld is, merkte Kopf tijdens en na de coronapandemie. ‘Toen de lockdown begon, zaten in ons land ineens 200.000 mensen zonder werk. Niemand had dat voor mogelijk gehouden. We konden ons niet voorstellen hoe we al die werklozen zo snel konden registreren. Maar ook dat bleek mogelijk: binnen twee weken was het geregeld.’ In de periode daarna volgden meer verrassingen. Kopf: ‘De snelheid waarmee de arbeidsmarkt zich herstelde heeft ons verrast. Rond mei 2021 was het aantal werklozen in ons land flink gedaald, maar het pre-coronapeil leek nog ver weg. Sommigen zeiden 2025, ik dacht 2023. We zaten er allemaal naast: in oktober ’21 was de markt – mede doordat de overheid in behoud van bedrijven en banen heeft geïnvesteerd – volledig hersteld.’
Inmiddels is de Oostenrijkse economie dusdanig opgeveerd dat het land nu met zo’n 200.000 onvervulde vacatures in de maag zit. ‘Het gaat niet alleen om vacatures voor geschoold personeel: ook laag- en ongeschoolde mensen komen we tekort. We zien bedrijven sluiten vanwege een tekort aan mensen. Met name in de toerismesector vragen werkgevers aan ons, ‘Waar blijven de sollicitanten?’ Ik kan dan alleen maar antwoorden: ‘Ze zijn al aan het werk.’
Als Europese werkgevers en overheden de arbeidskrapte niet met man en macht te lijf gaan kan de situatie volgens Kopf nog veel dramatischer worden. ‘Ben je wel eens in Venetië geweest? Een prachtige stad met een rijke cultuur en historie – maar er woont haast niemand meer. Dat is mijn angst voor Europa: als we niets doen tegen de arbeidskrapte, neemt de bedrijvigheid en daarna de leefbaarheid af en lopen we op de lange termijn het risico dat steden en regio’s verloederen of leeglopen. Onvoorziene gebeurtenissen zoals de pandemie, de blokkade van het Suezkanaal en de oorlog in Oekraïne hebben de druk op onze economieën en arbeidsmarkt enorm opgevoerd. Als we niet de juiste keuzes maken, raken we steeds meer afgesneden van arbeidscapaciteit. En zie het tij dan maar eens te keren.’
Tegenover dit ‘worstcasescenario’ stelt Kopf een hoopvol perspectief. ‘Als werkgevers en overheden in Europa hebben we veel instrumenten tot onze beschikking. Denk aan een verhoogd aantal werkuren voor parttimers, met name vrouwen. Of langere loopbanen, want waarom zouden we eerder met pensioen gaan, terwijl de levensverwachting blijft toenemen? Denk aan meer en betere kinderopvang. Meer scholing in beroepsoverstijgende vaardigheden, zoals creativiteit, samenwerken, kritisch denken. Meer scholingskansen voor groene banen, waarmee mensen bijdragen aan de transitie naar een duurzamer Europa. Meer immigratie – wat Oostenrijk betreft vooral uit Oost-Europa. Hogere lonen en andere stimulansen in de krapste sectoren. Er kan zoveel; de hamvraag is steeds of we het werkelijk willen. Van werkgevers vraagt dit dat ze kritischer dan ooit kijken naar hoe aantrekkelijk ze zijn, ook collectief, als sector of regio. Van politici vraagt het de moed om langetermijnbeleid uit te zetten dat pas ná hun ambtstermijn vrucht afwerpt.’
Een punt van zorg voor Kopf is het snel toenemende tekort aan mensen met kennis en vaardigheden op het gebied van verduurzaming – van monteurs die zonnepanelen kunnen installeren en onderhouden tot uitvinders van oplossingen voor duurzame energieopslag. ‘Te weinig mensen zien het verband tussen deze specifieke vorm van arbeidskrapte en ons onvermogen om de klimaatverandering tegen te gaan,’ zegt hij. ‘Dat geldt niet alleen voor Oostenrijk. Voor heel Europa is investeren in groene banen essentieel. Daarom investeren wij in Oostenrijk fors in het omscholen van mensen om het groeiende aantal groene vacatures te kunnen vervullen. Hoewel er nog altijd meer vraag is dan aanbod, zien we het aandeel groene banen op onze arbeidsmarkt gelukkig snel toenemen. Om de arbeidsmarkt op dut punt verder te versterken hebben onze overheid en sociale partners onlangs een actieplan uitgebracht voor onderwijs, opleidingen en training, Just Transition, waarin op een rijtje wordt gezet welke criteria bepalend worden in de toekomst van beroepsopleidingen en -kwalificaties.’
‘Te weinig mensen zien het verband tussen een tekort aan personeel voor groene banen en ons onvermogen om klimaatverandering tegen te gaan.’
Een interessant voorbeeld ziet Kopf in Denemarken, waar van medio 2020 tot einde 2022 een scholingsregeling is uitgerold om werklozen aan het werk te helpen in door krapte getroffen sectoren. Via dit initiatief konden werklozen van 30 jaar of ouder zonder relevante scholing zich laten opleiden voor een baan in een krappe sector en intussen rekenen op een verhoogde uitkering: gedurende de scholingsperiode kregen ze 110% van hun reguliere uitkering. Bij omscholing voor banen in niet getroffen sectoren ligt het uitkeringsniveau in Denemarken op 80%. De regeling voorzag niet alleen in banen voor langdurig werklozen, maar ook in aanvulling van de arbeidscapaciteit in krappe sectoren. De extra uitkering blijkt een goede stimulans voor deelnemers om de scholing te voltooien, maar volgens onderzoek onder de deelnemers speelde het uitzicht op een baan in een sector met langetermijnwerkgelegenheid een doorslaggevende rol. STAR, de Deense arbeidsvoorzieningsdienst, meldt dat de regeling heeft geleid tot een ‘substantiële toename’ van het aantal deelnemers aan beroepsbijscholingstrajecten. ‘De groene sector in Denemarken is een van de sectoren die baat hebben gehad bij deze regeling,’ stelt Kopf. ‘Omdat het aantal mensen met kennis van verduurzaming naar verwachting alleen maar zal toenemen kunnen dit soort initiatieven onze samenleving toekomstbestendiger maken.’
In Oostenrijk wonen 8,9 miljoen mensen. Na de pandemie is de arbeidsmarkt snel hersteld en in het tweede kwartaal van 2022 lag de werkloosheid in Oostenrijk volgens de internationale definitie op 4,3%. Dit is lager dan het gemiddelde in de EU-27 (6,0%), maar een procentpunt hoger dan in Nederland (3,3%). In Oostenrijk werkt 15% van de werkenden in de industrie tegenover 8% in Nederland. Er stonden in het tweede kwartaal 2022 zo’n 206.000 vacatures open. De krapte is geringer dan in Tsjechië, Duitsland en Nederland, maar aanzienlijk groter dan in veel andere Europese landen.