Eind 2023 verscheen het WRR-rapport ‘Grip’ over het maatschappelijke belang van persoonlijke controle. De WRR pleit ervoor om in beleid en uitvoering meer uit te gaan van de vraag hoe we de grip van mensen op hun leven kunnen vergroten. ‘Grip is het vermogen om door eigen handelen doelen in het leven te realiseren of mislukkingen juist te vermijden’, zegt Tiemeijer, die ook hoogleraar Gedragswetenschappen en Beleid is aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. ‘Grip is dus van belang voor het individu, maar gebrek aan grip – en daarmee gebrek aan een bepaalde mate van zekerheid – is ook slecht voor de maatschappij als geheel. Mensen die onvoldoende grip ervaren, kampen vaak met gevoelens van frustratie, machteloosheid, boosheid. Niet alleen hun mentale gezondheid lijdt daaronder, ook fysiek hebben deze mensen meer klachten en worden ze eerder ziek.’

‘Uit onderzoek blijkt dat mensen met een chronisch gebrek aan grip zelfs kans lopen eerder te overlijden.’ Gebrek aan grip bij burgers heeft meer maatschappelijke gevolgen, legt Tiemeijer uit. ‘Het kan zich vertalen in maatschappelijk onbehagen, in wij-zij-denken en een gebrek aan vertrouwen in de overheid. Een zekere maatschappelijke ontevredenheid is oké, dat is een prikkel om te kijken of politiek en samenleving beter en eerlijker kunnen. Maar te veel is niet goed. Het is net als met stress: een beetje stress is goed, het zorgt voor scherpte, maar veel stress is ondermijnend.’ En nog een stapje verder: ‘Bepaalde studies laten zien dat als mensen zich bedreigd voelen in hun persoonlijke controle, ze sneller gaan denken in complotten en vijandbeelden.’

Gebrek aan grip is dus een onwenselijke situatie, zowel voor het individu als voor de samenleving als geheel. ’Grip is iets anders dan doenvermogen’, zegt Tiemeijer. ‘Doenvermogen gaat vooral over de mate waarin mensen in staat zijn hun eigen gedrag effectief te sturen, over zelfcontrole. Grip is wat je omgevingscontrole zou kunnen noemen: de mate waarin mensen in staat zijn hun omgeving effectief te beïnvloeden en beschikken over de middelen, mogelijkheden en rechten die daarvoor nodig zijn. We maken overigens onderscheid tussen subjectieve grip – de mate waarin mensen het gevoel hebben dat ze controle hebben over hun eigen leven – en objectieve grip: de mate waarin ze die controle ook daadwerkelijk hebben en over de middelen en mogelijkheden beschikken die daarvoor nodig zijn.’

Die twee vormen van grip lopen soms uiteen. ‘Als je vier biertjes hebt gedronken, denk je misschien nog te kunnen rijden, maar je kunt het toch beter niet doen.’ En ook als je voldoende grip hebt, kan je controle verstoord worden, door een ziekte, scheiding of pandemie bijvoorbeeld. ‘Dat kun je niet voorkomen. Maar op andere dingen heb je wel degelijk invloed. Als je werkt in een sector waarin veel baanverlies dreigt, kun je jezelf bijvoorbeeld alvast omscholen’, zegt Tiemeijer.

En ook al is volledige controle onmogelijk, de overheid kan wel helpen om bestaans-zekerheid te bieden. ‘Aan de financiële component van bestaanszekerheid kan de overheid iets doen door een fatsoenlijk sociaal minimum te garanderen. Maar bestaanszekerheid heeft nog een andere component, namelijk de gemoedsrust dat je niet morgen zomaar opeens alles wat je hebt bereikt weer kwijt zult raken. Je kan zeggen: onzekerheid hoort erbij, wen er maar aan. Dat is mij te fatalistisch. Je kunt ook het tegenovergestelde zeggen: alle pech moet weg. Maar dat is weer niet realistisch. Ja, onzekerheid hoort bij het leven, maar de overheid moet mensen zoveel mogelijk de middelen, mogelijkheden en rechten verschaffen om zo goed mogelijk met die onzekerheid om te gaan.’ Denk daarbij aan voldoende opleiding en inkomen, een goed aanbod van banen met een vast contract en formele rechten, zodat je eventueel de gang naar de rechter kunt maken wanneer anderen zich niet aan de spelregels houden.

‘Gebrek aan grip kan zich vertalen in maatschappelijk onbehagen, in wij-zij-denken en een gebrek aan vertrouwen in de overheid’

Uitvoeringsorganisaties als UWV kunnen ook helpen om hun cliënten meer grip te geven, betoogt Tiemeijer. ‘Zorg voor een navigeerbare omgeving. Regels moeten begrijpelijk en doenlijk zijn. En verander de regels of de procedures niet om de haverklap. In een stad waar de gebouwen steeds op een andere plek staan, is het ook lastig navigeren.’ En vraag je af: is er voldoende en toegankelijke hulp en advies? ‘Ben je bereikbaar en toegankelijk, zijn er voorzieningen of loketten die kunnen helpen als mensen er zelf niet uitkomen? En niet onbelangrijk: willen, kunnen en durven mensen daar ook gebruik te maken?’ De menselijke maat is essentieel, zegt Tiemeijer. ‘Ik zie dat organisaties daarmee worstelen, je moet immers wel de personele capaciteit hebben om burgers proactief en persoonlijk op weg te helpen. In zijn algemeenheid wil ik tegen alle beleidsmakers en uitvoerders zeggen: vraag je bij alles wat je bedenkt en doet af of dat helpt om de grip van mensen te versterken of dat het juist ondermijnend is voor grip. Als dat laatste het geval is, moet je misschien nog eens terug naar de tekentafel.’

Een mooi voorbeeld van hoe de overheid mensen meer grip op hun leven kan geven is door het makkelijker te maken om verlof te nemen. ‘Wij kennen een woud aan verlofregelingen, daar raken mensen makkelijk de weg in kwijt. Het demissionaire kabinet-Rutte IV heeft in mei voorgesteld om de tien verlofregelingen terug te brengen naar drie soorten: de zorg voor kinderen, de zorg voor naasten en persoonlijke situaties. Het is nu aan het kabinet-Schoof om de vereenvoudiging van het stelsel voort te zetten.’ Als ander voorbeeld noemt Tiemeijer de inrichting van de arbeidsmarkt: ‘De Nederlandse arbeidsmarkt kent heel veel flexwerkers, met verschillende vormen van flexcontracten. Om allerlei redenen is er gekozen voor deze inrichting.’

‘Maar er zijn ook adviezen dat het anders kan, zoals de commissie-Borstlap al zo’n vier jaar geleden voorstelde. Bedenk overigens wel: er zijn altijd herverdelingseffecten. Dwing je werkgevers om meer mensen eerder in vaste dienst te nemen, dan betekent het voor de werkgever juist minder grip, omdat hij minder flexibel met het aanbod van werk kan omgaan.’ Of neem de schuldhulpverlening. ‘Door een ingrijpende herziening van de Wet schuldsanering natuurlijke personen is de toegang tot een schuldsaneringstraject eenvoudiger gemaakt en de periode van verplichte schuldsanering gehalveerd. Daarna worden de resterende schulden kwijtgescholden. Bovendien hoeven mensen, mochten zij daarna toch weer in de schulden raken, niet eerst minimaal tien jaar te wachten voordat ze weer in aanmerking komen voor schuldsanering. Ze kunnen zich meteen opnieuw aanmelden.’

‘UWV is natuurlijk niet verantwoordelijk voor het levensgeluk van cliënten, maar wel voor hulp op het gebied van werk en inkomen. Je kunt je daarbij tegenover cliënten opstellen, als een uitvoerder die slechts de regels handhaaft. Maar je kunt ook zo goed mogelijk meedenken en de middelen verschaffen, zodat ze de juiste stappen kunnen zetten. Dat is wel een balanceeract, hoor: proactief helpen, maar niet de regie overnemen. Want die regie wil de cliënt nou juist zo graag zelf.’

Kortom, de overheid en haar uitvoerders hebben beslist een verantwoordelijkheid. ‘De eigen verantwoordelijk-heid waar de overheid de laatste decennia steeds op hamerde, moet wat mij betreft vervangen worden door een nieuw verhaal van gedeelde verantwoordelijkheid.’

Meer van dit soort artikelen lezen? Meld u aan voor de nieuwsbrief van UWV Magazine en ontvang waardevolle artikelen over arbeidsmarkt en sociale zekerheid in uw inbox.