Bestaanszekerheid is een breed begrip. Volgens Custers gaat het in de kern over stabiliteit in je leven. ‘Dus toegang tot basisvoorzieningen als goede zorg, onderwijs en een passende, betaalbare woning. Het gaat over voldoende financiële zekerheid om de huur, energie en zorgverzekering te kunnen betalen, geld te hebben voor boodschappen, maar ook voor een sportclub, uitje of kinderfeestje en een buffer voor onverwachte uitgaven.’
Dat bestaanszekerheid zo hoog op de agenda staat, heeft een aantal oorzaken die nu samenkomen. ‘De samenleving loopt op diverse gebieden tegen grenzen aan: woningbouw, onderwijs, zorg. De laatste jaren zijn daar economische onzekerheden bijgekomen. Lange tijd was de verwachting dat iedere generatie het economisch beter zou krijgen dan de vorige. Sinds corona, de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis realiseren mensen zich dat dit niet meer automatisch het geval is. De enorme prijsinflatie heeft het laatste zetje gegeven aan iets dat een lange aanloop heeft gehad. Alles komt nu samen in het huishoudboekje van het gezin en ineens is het te veel geworden: een grote groep mensen redt het niet meer. Zo kampte 8,8 procent van de Nederlandse bevolking begin 2023 met problematische schulden.’
‘De overheid zou vanuit gebruikersgemak moeten redeneren en zorgen dat mensen geen nieuwe problemen krijgen vanwege hun afhankelijkheid van die overheid’
Vooral de Toeslagenaffaire heeft volgens Custers een grote invloed gehad op het maatschappelijk debat over dit thema. ‘Die heeft laten zien hoe kwetsbaar je als burger kunt zijn wanneer je afhankelijk bent van de overheid, hoe desastreus de schade is als het misgaat en hoe moeilijk het is om je recht te halen. Dat heeft ook effect gehad op de vertrouwensrelatie tussen burger en overheid en op het idee dat mensen van de sociale zekerheid hebben. Als ik al recht heb op deze uitkering of toeslag, wie zegt mij dan dat die straks niet wordt teruggevorderd?’
Als het gaat om het bestrijden van armoede en schulden lag de focus van de overheid vooral op het individu. Ze tuigde een groot vangnet op voor mensen die niet rond kunnen komen. ‘In Amsterdam heb je wel dertig armoederegelingen.’ Toch is daarmee het probleem niet opgelost. Aanzienlijke groepen mensen lopen in het systeem vast, constateert Custers. Ze noemt een voorbeeld: ‘Het niet-gebruik van voorzieningen waar mensen recht op hebben, verschilt sterk per regeling en kan oplopen tot wel 30 tot 50 procent. Dat heeft diverse redenen: van te hoge bureaucratische drempels tot een gebrek aan informatie of angst voor terugvorderingen. Bij werkenden is het niet-gebruik groter dan bij mensen in de bijstand, omdat die laatste groep al in beeld is bij gemeenten. Werkenden of mensen met een uitkering van UWV zijn aangewezen op informatie via de werkgever of algemene communicatiecampagnes. UWV zou een rol kunnen spelen in het bereiken van deze groep.’ Mensen raken niet alleen het spoor bijster in het systeem, maar komen ook in aanvaring met de overheid en met wet- en regelgeving, zegt Custers. ‘Van die 8,8 procent Nederlanders met problematische schulden had een vijfde een openstaande schuld bij Dienst Toeslagen. Dat is geen schuld omdat ze te veel hebben uitgegeven, maar een zogeheten systeemschuld: een schuld die is ontstaan door interactie met het socialezekerheidsstelsel.’
De zwakheden van het systeem worden ook geïllustreerd door de verrekeningssystematiek van de toeslagen. ‘Die zou afgeschaft moeten worden. Het is uniek dat mensen in Nederland een voorschot krijgen dat later wordt verrekend. Het risico wordt op die manier afgewenteld op individuele burgers. Zij lopen vast in de uitvoering van wet- en regelgeving, maar uitvoerders zelf ook. Het systeem is voor velen te complex geworden.’
Het Nederlandse socialezekerheidsstelsel is dus hoognodig aan verandering toe, concludeert Custers. ‘Tot nu toe ligt de nadruk ervan op rechtmatigheid. Ik pleit voor een innoverende overheid. De overheid zou zaken simpeler moeten maken door ze beter te organiseren en beter uit te leggen. Ze zou meer vanuit gebruikersgemak moeten redeneren en ervoor moeten zorgen dat mensen geen nieuwe problemen krijgen vanwege hun afhankelijkheid van de overheid. Dat hoge percentage niet-gebruik bijvoorbeeld kan je terugbrengen door slimmer om te gaan met de gegevens waar overheidsinstanties toch al over beschikken. Daarmee kan de dienstverlening proactief worden gemaakt. Zodat burgers niet zelf een toeslag of uitkering hoeven aan te vragen, maar die door de overheid aangeboden krijgen als ze daar recht op hebben. Daar hoort ook het uitgangspunt bij dat de meeste mensen het goede willen doen.’
De focus verleggen van de individuele burger naar het systeem én de burger vanuit dat andere mensbeeld benaderen, gaat niet zonder slag of stoot. Die paradigmashift vergt wel wat. ‘Nederland kent van oudsher sterke instituties, zoals de Belastingdienst, UWV en de Sociale Verzekeringsbank. Dat geheel van instituties bijsturen is de grootste uitdaging waar Nederland voor staat. Dat gaat geleidelijk, kost tijd en je hebt er pioniers voor nodig.’
Kansfonds is zo’n pionier. Met het initiatief ‘Gewoon geld geven’ schenkt dit fonds in drie gemeenten 150 euro per maand aan zo’n zeshonderd gezinnen in de bijstand. Het had wel wat voeten in de aarde voordat het initiatief van start kon gaan, omdat eerst allerlei wettelijke obstakels overwonnen moesten worden. Het lectoraat van Custers deed er onderzoek naar. ‘Mensen kunnen niet zomaar geld ontvangen zonder te worden gekort op hun uitkering. Daarvoor moesten de colleges van de gemeenten instemmen met een verhoging van de giftendrempel’, legt ze uit. ‘Initiatieven als deze helpen om een systemische verandering op gang te brengen. Andere gemeenten zijn nu ook geïnteresseerd om van dit initiatief te leren.’
Op de vraag wat UWV kan doen, antwoordt Custers: ‘Organisaties zijn afhankelijk van het wettelijk kader waarin ze opereren, maar daarin is vaak wel ruimte voor eigen keuzes. Neem bijvoorbeeld de strafkorting op de bijstand. Die wordt in Amsterdam veel minder vaak opgelegd dan in Rotterdam, terwijl klantbegeleiders binnen dezelfde beleidscontext werken. Welke keuzes uitvoeringsorganisaties maken, ook UWV, hangt mede af van hun mensbeeld: vertrouwen of wantrouwen. Dat UWV WIA-uitkeringen fout berekend blijkt te hebben, is ernstig, maar ik vind het wel cruciaal dat een cliënt niets hoeft terug te betalen als die berekening in zijn voordeel heeft uitgepakt. Daarmee toont UWV begrip voor de lastige situatie waarin mensen terecht kunnen komen als ze een terugvordering krijgen.’
Custers’ advies aan UWV en alle andere uitvoeringsorganisaties: maak het begrijpelijk, inzichtelijk en vooral voorspelbaar. ‘Door de stapeling van regelingen is het voor burgers moeilijk te overzien welk inkomen ze kunnen verwachten en wat het betekent als ze meer uren gaan werken. Elke instantie is verantwoordelijk voor één inkomenselement: UWV voor de WW bijvoorbeeld en gemeenten voor de bijstand. Maar iemands inkomen bestaat soms uit wel acht van dat soort elementen. Dan is het belangrijk om te weten hoe het ene het andere beïnvloedt. De grote uitdaging voor alle organisaties is om over de eigen grenzen heen te kijken. Gelukkig wordt er de afgelopen twee jaar meer over het systeem en de noodzakelijke transformatie gesproken. Het narratief is langzaam aan het veranderen, maar de instituties zijn nog gebouwd op het oude paradigma. Er liggen meer dan negenhonderd pagina’s aanbevelingen van allerlei commissies over de alternatieve inrichting van het socialezekerheidsstelsel. Het momentum voor een paradigmashift is er.’
Meer van dit soort artikelen lezen? Meld u aan voor de nieuwsbrief van UWV Magazine en ontvang waardevolle artikelen over arbeidsmarkt en sociale zekerheid in uw inbox.