‘Op 9 maart arriveerde ik in Nederland, drie weken later had ik een sollicitatiegesprek, geregeld door een Nederlandse kennis. Het bedrijf vroeg, ’wanneer kun je beginnen? Ik antwoordde: morgen!’ Ik maak nu lunches klaar voor het personeel van dit softwarebedrijf. Af en toe schotel ik ze zelfs een Oekraïens gerecht voor, bijvoorbeeld borscht, hartige bietensoep. Iedereen is hier aardig, ik voel me welkom. Nederland en Oekraïne verschillen helemaal niet zo erg van elkaar vind ik, of het nu gaat om werk of in het dagelijks leven. Mensen zijn over het algemeen vriendelijk, zeggen wat ze denken, grote cultuurverschillen ben ik nog niet tegengekomen.

Ik ben hier met mijn zoon van 6 en dochter van 8 en mijn moeder. Ons leven in Kiev was goed, ik werkte halve dagen als kinderoppas bij een familie, de kinderen zaten op een leuke school. Toen kwam de oorlog. Op de dag dat er een raket dicht bij ons huis insloeg dacht ik: we vertrekken.

In een bomvolle trein reisden we naar Polen, zelfs in de bagagerekken lagen mensen. Ik liep er twee Nederlanders tegen het lijf, zij hielpen ons hierheen te komen. In het begin zat ik vooral veel binnen, piekerend over de oorlog. Dat was niet goed voor me. Het werken brengt rust in mijn hoofd. Ik denk niet meer zoveel na, ik focus op het opbouwen van ons leven, ik kan weer groeien. Ik wen gelukkig heel makkelijk aan nieuwe situaties. Ik probeer overal het goede van in te zien en gelukkig te zijn. Ik droom stiekem van een creatief beroep, maar het voornaamste is een stabiel leven, zonder stress.’